Nieuwsbrief december 2013

De maand begon ik met een kort uitstapje richting Belgrado om er te gaan supporteren voor de Belgen op het EK cross. De prestaties van de landgenoten waren fantastisch, de sfeer onder de supporters was schitterend en tussendoor gooide ik er nog een paar lange duurlopen langsheen Sava en Donau tegenaan. Een uitstekend weekend dus.

Een weekje later ging ik dan de andere kant uit en trok een weekend naar Stockholm. Zelfs in december viel er geen sneeuw te bekennen in of rond de stad. Dan schud ik daar wel een paar goede duurlopen uit de benen. Het is niet echt verrassend dat ik verder ging met de verkenning van het Sörmlandsled. Op zaterdag nam ik eerst de pendeltåg naar Nynäshamn. Daar eindigt een aftakking van het Sörmlandsled. Ik begon aan het uiteinde een liep dan noordwaarts richting Stockholm. Zoals steeds loopt dat pad bijna voortdurend doorheen de eindeloze bossen al zaten er hier en daar een paar langere stukken bij waarbij je door landbouwgebied loopt. Soms was er ook een paar kilometer over een onverharde grusväg. De combinatie van een bevroren ondergrond, temperaturen net boven het vriespunt en wat motregen zorgden dat die er regelmatig erg verraderlijk bij lagen. Er was een erg dun laagje modder ontstaan dat uitstekend gleed op de nog steeds hard bevroren grond daaronder. Een paar keer kon ik me maar net overeind houden. Het nadeel van zo noordelijk te gaan is dat het natuurlijk erg vroeg donker wordt. Het laatste uur liep ik dan ook door volgslagen duisternis. Het lukt wel om de markering van het Sörmlandsled te volgen in het donker maar je moet toch goed wakker blijven. De markering reflecteert niet zodat je erg makkelijk een verfstreep kan missen. In Hemfosa aangekomen nam ik dan de trein terug naar Stockholm.
Op zondag trok ik er nog eens op uit. Deze keer moest ik het wat korter houden want ik had natuurlijk nog een vliegtuig te halen. Nu die zuidelijk tak helemaal gelopen werd richtte ik mijn aandacht op de delen van het Sörmlandsled naar het oosten. Met de trein ging het richting Huddinge waar ik nog maar eens de oranje verfstrepen van het Sörmlandsled terug vond. Deze keer volgde ik ze tot in Handen. Dit is opnieuw een erg mooi stuk dat de hele tijd doorheen de bossen voert. Het weer was zelfs een beetje beter dan de dag tevoren. Af en toe zag ik een beetje zon tussen de wolken en stopte het met motregenen.

De week erna liep ik nog eens een wedstrijdje. In het Zoniënwoud ging een oriëntatieloop door. Ultra Longues Distances noemden ze het, maar die ultra is maar naar oriëntatienormen. In vogelvlucht stond een 17 kilometer op het programma. In realiteit wordt dat natuurlijk redelijk wat meer. Er wordt gelopen in ploegen van twee die de hele tijd samen moeten blijven. Dodo vond me gelukkig flink genoeg om met haar te mogen meelopen.
Op voorhand hadden we niet goed door dat de start toch een eindje ver was. We waren net een paar tiental seconden te laat zodat we noodgedwongen als allerlaatste startten. Gelukkig ging het daarna een heel stuk vlotter. De meeste balises werden zonder grote problemen gevonden. Met Dodo erbij had ik natuurlijk niets anders verwacht. Dodo is ondertussen blijkbaar terug in vorm aan het komen want het ging in elk geval al behoorlijk vlot vooruit bij haar. Vooral in de stukken met bramen was ik wat trager. Ik had natuurlijk moeten weten dat in korte broek rondlopen niet echt een goed idee zou zijn. Uiteindelijk eindigden we op de 8e plaats na een dikke twee uur lopen en ondanks een ferme eindsprint van Dodo als tweede gemengde team.

Om het jaar af te sluiten en het nieuwe te beginnen maakte ik nog een uitstapje. Ik trok richting Sardinië met als enige beperking dat ik na een dikke week moest terugvliegen. Op die tijd moest ik er toch in slagen om een aanzienlijk deel van het eiland te bekijken. Vanuit Cagliari begon ik te lopen langs Poetto Beach en koos vervolgens richting binnenland en bergen. Wat verder kreeg ik met een stevig onweer, compleet met hagelstenen en al, af te rekenen. Een kerkje dat daar wat verloren stond bracht redding met een afdakje. Aangezien het al kort voor het invallen van de duisternis was heb ik maar daar overnacht. Gokkend op niet al te slecht weer had ik de tent thuis gelaten en enkel een bivakzak meegenomen. Het zag er naar uit dat die gok redelijk mis zou zijn. Het kerkje zorgde er toch voor dat niet vanaf de eerste avond al mijn materiaal reeds doorweekt was. Gelukkig bleef tijdens de daarop volgende dagen de neerslag beperkt tot wat motregen.
Om te navigeren had ik zowel een papieren kaart als een kaart op de gps mee. Geen van beiden klopte natuurlijk echt goed met het terrein, maar met de combinatie van beiden slaagde ik er toch in om veel onverhard te vinden. Voor het grootste deel ging het wel om onverharde wegen en karrensporen en minder over kleine paadjes. De reden is heel eenvoudig. Ik ondervond al heel snel dat zo goed als alle kleine paden enkel door herders en kuddes gebruikt worden en daarmee zo goed als onmogelijk te volgen zijn. Ook moet je dan regelmatig wat door struikgewas wringen en dat struikgewas heeft daar de vervelende gewoonte om van die erg indrukwekkende doorns te hebben. Het heeft me redelijk wat schrammen en een doorprikte waterzak gekost.
Mijn indruk is dat er in de bergen niet bijster veel wandelaars zijn. Toch zeker niet deze tijd van het jaar. Enkel op zondag kom je de hele tijd andere mensen tegen. Steeds in de buurt van een plaats waar je met een jeep kan geraken, altijd mannen en velen met een oranje fluovestje. En allemaal met een geweer over de schouder. Zo heel op mijn gemak voel ik me toch niet als je zo een groep voorbij loopt.
Een plaats waar ze me goed liggen hadden was ten zuiden van Perdasdefogu. Daar is een ferm gebied waar een enkele weg doorheen loopt en op mijn kaarten omzeggens geen paden te bespeuren waren. Het is dus niet te verwonderen dat ik op die weg verzeilde. Toen ik die aan het volgen was kwam van de andere kant een jeep met daarin twee militairen. Vriendelijk als ik ben zwaaide ik even en was van plan om gewoon verder te lopen. Toen het venstertje naar beneden ging en ze me teken deden om bij hen te komen begon ik nattigheid te voelen. Bleek dat ik in een militair gebied aan het rondlopen was. En die soldaatjes vonden dat niet zo leuk. Niet heel onvriendelijk maar toch behoorlijk beslist hebben ze me duidelijk gemaakt dat ik daar niet hoorde te zijn. Ik hield me natuurlijk zo veel mogelijk van den domme (wat zeker niet helemaal gespeeld was) en heb ze maar niet verteld dat ik in hun militaire zone geslapen had. Ik kan dat natuurlijk niet weten als niet op de kaart staat dat het militair is. Met de orders om de weg te volgen tot Perdasdefogu en er daarvoor niet af te komen kon ik gelukkig verder op stap. Achteraf heb wat informatie over dat gebied opgezocht. Het blijkt de grootste militaire zone van Italië te zijn. Het leger gebruikt het om raketten te testen. Ik denk dat ik weet waarom daar zo weinig paden zijn.
Naarmate ik verder naar het noorden trok werden de dalen wat dieper en de rivieren breder. Daarmee werden de oversteekplaatsen ook zeldzamer. Aan de zuidkant van het Gennargentu Nationaal Park had ik het geluk dat een plaatselijke boer me vertelde waar een wad was dat niet op de kaart stond. Al vertelde hij het maar aarzelend. Hij vond het “pericoloso” om daar over te steken. Dat is natuurlijk de beste manier om ervoor te zorgen dat ik er eens passeer. Bij de rivier aangekomen zag het er niet spectaculair uit. Weinig stroming en nu ook niet zo gigantisch breed. Ik begon aan de oversteek en al snel begon mijn rugzak het water te raken. Dan maar terug, rugzak uit en de rugzak boven het hoofd houden. Op die manier geraakte ik er wel over, maar het water kwam toch tot aan borsthoogte. Dat is toch wat dieper dan ik die rivier ingeschat had. Van zodra daar wat stroming op zit zal het inderdaad erg snel een gevaarlijke bedoening worden.
Zo zwierf ik een hele week rond. In de ochtend ging ik op pad en tegen de avondschemering zocht ik gewoon een plekje om mijn slaapzak uit te rollen, maakte wat eten klaar en kroop in de slaapzak om er pas de volgende ochtend terug uit te komen. De hele week overnachtte ik in open lucht. Zalig leven is dat. Uiteindelijk kwam ik uit in Abbasanta waar ik de trein terug naar Cagliari nam. Ik heb ongeveer de helft van het eiland doorkruist wat betekent dat er nog een helft over blijft om een andere keer te verkennen. Dat zal er wel eens van komen. En daarmee zat de maand er op en voor januari moeten jullie natuurlijk wachten op de volgende nieuwsbrief.

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>