Nieuwsbrief maart 2014

In deze nieuwsbrief zoeken we nog eens exotischer gebieden op. Het grootste deel van maart kon je me aan de andere kant van de wereld in Nieuw-Zeeland terugvinden. Zoals gewoonlijk stuur ik enkel tekst. De foto’s bij het verhaal kan je vinden op http://picasaweb.google.com/ptityeti/NieuwZeeland. Ik begon daar met het Noordeiland wat te verkennen. Na aankomst in Auckland ging het met de bus naar het dorpje National Park vanwaar ik het Tongariro National Park binnen liep. Daarvoor moet je eerst nog een hele tijd langs een lange rechte weg lopen, maar uiteindelijk kom je aan een pad waarlangs je doorheen het bos verder kan klimmen. Wanneer ik zeg bos hebben we het niet over een paar bomen zoals bij ons. Daar is dat een dichtbegroeid donker woud met ware junglevegetatie. Aan weerszijden van het pad was er gewoon een ondoordringbare groene muur.
Na een overnachting in het woud trok ik de volgende dag verder naar Whakapapa Village. Het grootste deel van mijn bagage liet ik daar achter om in de namiddag een duurloop over het Tongariro Northern Circuit af te werken. Dat is een erg gekende trektocht. Het is één van de zogenaamde “Great Walks”. Het voordeel van die Great Walks is dat ze erg mooi zijn. Het nadeel is dat ze compleet overgereglementeerd zijn (kamperen verboden is het vervelendst), je het grootste deel van het jaar verplicht bent om je overnachtinegn op voorhand te boeken in behoorlijk dure hutten en ze behoorlijk druk en populair zijn. In hutten op voorhand boeken had ik natuurlijk totaal geen zin. Ik begin liever te lopen en zie dan wel waar ik uitkom. Hoewel het Tongariro Norhtern Circuit als wandeling van drie tot vier dagen wordt geafficheerd leek het me nu ook niet zo heel lang. Ideaal om een namiddag mee te vullen. Dan heb ik geen hutten nodig.
Tongariro is in essentie een verzameling vulkanen. Sommige daarvan zijn nog erg actief, andere zijn al lang erg dood. Ik liep in wijzerzin, zodat ik begon met een glooiend stuk langsheen de flank van de noordelijke vulkanen. Daarna klim je omhoog naar de krater van de vulkaan Tongariro. Dat leek me eentje van de erg dode soort. Achteraf leerde ik dat ik redelijk fout dacht want de laatste uitbarsting was in 2012. De doorsteek van de krater is dan een plots vlak stuk omgeven door de wanden van de kraterwand. Terwijl ik toch bezig was besloot ik ook even langs de top van de Tongariro te passeren. Een stormwind probeerde ijverig om me de krater in te blazen. Het lukte hem nog bijna ook. Ik liet me er niet door tegen houden en stond uiteindelijk op de top waar ik een schitterend uitzicht had op de dichte mist om mij heen. Geen fluit te zien dus. Het is altijd vervelend als een berg het nodig vindt zijn top in de wolken te steken juist op het moment dat je op die top staat. Dan loop ik wel verder. Na de top komt een leuke afdaling richting Emerald Lakes. Het is vrij steil, maar bestaat uit grof vulkaangrind waar je af kan vliegen zonder na te denken waar je best je voeten zou neerzetten. De Emerald Lakes zelf zijn prachtig. Met hun betoverende blauwgroene kleur contrasteren ze erg met de omliggende gele rotsen. De zwavelgeur moet je er maar bijnemen en de rook die hier en daar uit de grond opstijgt krijg je er voor niets bij. Dat stuk van de vulkanen is duidelijk nog niet zo heel erg dood. De rest van de toer is wat minder spectaculair, maar brengt je de hele tijd over de flanken van de vulkaan terug naar Whakapapa Village. Het landschap wisselt van een soort maanlandschap naar stukken met bos en stukken waar vooral gras groeit. De wolken die me op de top van de Tongariro al parten speelden lieten zich intussen niet onbetuigd. De tweede helft van de toer begon het nog flink te regenen en te waaien. Ik was behoorlijk doorweekt tegen dat ik terug in Whakapapa Village aankwam.
Na een nacht in het dorp trok ik de volgende ochtend zuidwaarts. Hierbij volgde ik het Round the Mountain Track. Dat is een wat grotere toer die je rond een wat zuidelijker gelegen vulkaan voert. Niet dat ik van plan was om de hele ronde af te werken. De regen van de vorige dag liet zich niet onbetuigd. In tegendeel. De hele dag kreeg ik af te rekenen met een stormwind. Om het helemaal gezellig te maken regende het de hele tijd en af en toe zaten er zelfs wat hagelstenen tussen. Achteraf hoorde ik dat er een “severe weather warning” van kracht was die het serieus afraadde om de bergen in te trekken. Ik heb die dag dan ook totaal niemand anders tegen gekomen. Het verklaart waarschijnlijk ook waarom ik de dag tevoren op het Northern Circuit ook niet zo heel veel volk tegen kwam. Ik laat me door een beetje wind en regen natuurlijk niet tegen houden. Erg veel heb ik die dag jammer genoeg niet gezien. Waarschijnlijk is het er heel mooi, maar met wat beter weer zal je er waarschijnlijk toch meer aan hebben. Onderweg waren de riviertjes door alle regen natuurlijk aangezwollen tot kolkende stromen. Op een aantal plaatsen begonnen de oversteken toch behoorlijk spannend te worden. Als het water van zo’n woeste rivier tot heuphoogte komt sta je best wat stevig op je voeten. Tegen het einde van de dag daalde ik af naar Ohakune waar ik mijn tentje opzette.
Van Ohakune trok ik al liftend naar Waiouru vanwaar ik de bus naar Stratford nam. Dat is zo ongeveer het dichtste dat ik bij het Egmont National Park geraakte.

Dat nationaal park is eigenlijk gewoon de Mount Taranaki (ook wel Mount Egmont genaamd). Het is een erg mooie, symmetrische kegelvormige vulkaan die eenzaam uitsteekt boven het omliggende vlakke gebied. Van Stratford begon ik nog ‘s avonds de berg op te lopen en net voor het vallen van de nacht kwam ik bij de Waingongoro Hut die ik als uitvalsbasis wilde gebruiken. Berghutten in Nieuw-Zeeland zijn spotgoedkoop als je buiten de Great Walks blijft. Ik betaalde er $15 (minder dan €10) voor een nacht. Voor dat geld kan je niet beginnen knoeien met een tent of een bivakzak.
Ik besloot twee nachten in de hut te blijven zodat ik de hele dag met een lichte rugzak op stap kon. Een looproute was snel gevonden: gewoon eens rond de vulkaan lopen. Ik vertrok in de mist en was nog maar net vertrokken toen de hemelsluizen volledig open gingen. In tegenstelling tot in Tongariro was er nu zo goed als geen wind. Terwijl de wind daar ijskoud door alles heen sneed was de regen nu aangenaam warm. Je wordt er natuurlijk wel kletsnat van, maar eigenlijk is in de regen lopen wel leuk. In eerste instantie klom het pad wat omhoog. Vanuit het woud (terug van die totaal ondoordringbare jungle) kwam ik zo in een savanne-achtig landschap terecht. Na een stuk boven de boomgrens ging het terug omlaag langs Brames Falls. Dat is een vrij spectaculair stuk waar je eerst daalt met een afgrond aan je linkerkant terwijl een beetje verder rechts van het pad een afgrond met mooi uitzicht op de Brames Falls wacht. Denk ik toch. Ik deed dit in dichte mist en behalve een paar hertachtige beesten op het pad viel er geen fluit te zien.
Het stuk daarna is volgens mij het lastigste met een pad dat de hele tijd op en neer gaat en een dicht woud dat met boomwortels en takken het pad ontoegankelijk probeert te maken. Eens ik aan de westkant van de berg kwam werden de paden beter beloopbaar en stopte het zowaar zelfs met regenen. Het pad naar de Kahui Hut was ondertussen in een riviertje veranderd. Natte voeten waren nog steeds gegarandeerd. Tegen het einde van de toer die over vrij goed beloopbare paden ging kreeg ik hier en daar zelfs wat uitzichten te zien. Na een dagje lopen kwam ik terug bij de Waingongoro Hut uit waar ik terug kon opdrogen.
De volgende ochtend liet ik de Waingongoro Hut achter me en vertrok in de richting van de Maketawa Hut. Voor het eerst sinds ik bij de berg was kreeg ik een open hemel met zicht op de top. Het pad naar de Maketawa Hut zag er op de kaart redelijk vlak uit maar dat was toch een ferme misrekening van mij. Het was regelmatig behoorlijk overgroeid en was een lange opeenvolging van steile klimmen en afdalingen. Ik ging een heel pak trager vooruit dan ik verwacht in.
In de buurt van de hut verstopte ik het grootste deel van mijn materiaal en trok met een kleine rugzak naar de top. Ondanks de open lucht van de vroege ochtend waren al snel de wolken binnen getrokken. Ik zat terug in de mist waaruit een beetje motregen begon te vallen. Naarmate ik hoger kwam werd die mist gelukkig steeds dunner en uiteindelijk kwam ik boven de wolken uit. De klim naar de top is behoorlijk steil en zoals je van een vulkaan kan verwachten is er een hele hoop van dat ruw vulkanisch grind. Het is het soort beklimmingen waarbij je bij elke stap omhoog er een halve terug omlaag zakt. Helemaal op het einde kom je in een mooie kleine krater terecht met nog wat sneeuwvelden. Van daar wacht nog een laatste beetje klimwerk tot de 2518 meter hoge top. Ik had er een schitterend uitzicht op de omliggende wolken. De flanken van de berg zelf kon ik natuurlijk zien, maar daar hield het bij op. Wat mooier is dan het klinkt als je het zo leest, neem dat van mij aan.
Na de beklimming liep ik terug omlaag. Ik dook terug de mist en nog wat later het woud in. Nog wat later pikte ik mijn rugzak op zodat ik terug het volledige gewicht kon meesleuren. Van daar liep ik verder naar North Egmont waar de noordelijke toegangsweg tot het nationaal park begint (of eindigt afhankelijk van hoe je het bekijkt). Van daar liep ik verder noordwaarts. In eerste instantie is dat een heel vlot lopende afdaling, maar eens je buiten het nationaal park komt begint de weg wat meer te glooien. Ik liep hier over kleine wegen. In tegenstelling tot bij ons vind je in Nieuw-Zeeland geen veldwegels en paden tussen de velden. Ik vind ze in elk geval niet. Buiten de netjes aangelegde en afgelijnde paden ben je dus verplicht om asfaltwegen te volgen. Voor mij is dat het grootste nadeel van Nieuw-Zeeland. Het was al donker toen ik het dorpje Bell Buckle binnen liep en daar op het strand de handen in het zeewater kon steken. Ik rolde er vlakbij het strand mijn slaapzak uit.

De reden waarom ik naar Bell Buckle liep is daar de luchthaven van New Plymouth te vinden is. En de volgende ochtend nam ik daar het vliegtuig naar het zuidelijke eiland. Met een overstap in Wellington kwam ik in Queenstown terecht. In Queenstown had ik niets verloren, maar wel in Cromwell dat een kilometer of zestig verder ligt. Dat is dus op loopafstand. In de late namiddag vertrok ik dan ook richting Cromwell en begon over het Queenstown Trail te lopen. Dat zijn grindpaden die in de eerste plaats voor fietsers bedoeld zijn, maar al lopen kan ik die natuurlijk ook uitstekend gebruiken. Een beetje voor Gibbston bij een vrij spectaculaire fietsbrug over de kloof van de Arrow River rolde ik mijn slaapzak uit om te slapen.
De volgende ochtend liep ik dan verder voorbij Gibbston waarna ik me tot de vrij drukke asfaltweg doorheen de kloof van de Kawarau moest beperken. Ik vond in elk geval geen alternatieve route. Landschappelijk is dat heel mooi, maar een iets rustiger alternatief was toch mooi geweest. Voor de verandering kreeg ik eens een dag met stralend zonnig weer. Ik heb behoorlijk gezweet in die kloof. Na de kloof loop je Cromwell binnen waar ik flink voorraad insloeg om dan topzwaar nog een paar kilometer verder tot Northburn Station te lopen. Wat had ik daar te zoeken? Ah, de volgende ochtend ging daar een loopwedstrijdje door waar ik mee wilde lopen. Het ging om de Northburn 100. Zoals de naam aangeeft is de afstand daar honderd mijl. Het gaat ook wat op en af natuurlijk. In totaal werd 8000 meter klimmen en logischerwijs even veel dalen aangekondigd. Dat is toch al behoorlijk respectabel.

Bij de start om zes uur ‘s morgens was het nog donker. Een paar snelle lopers van de korte afstanden vertrokken aan een tempo dat er voor mij veel te snel uit zag. Ik volgde dus een beetje verderop met verschillende andere lopers. In het donker is het lastig te zien wie welke afstand loopt, maar ik zag dat er toch verschillende lopers van de 100 mijl rond mij liepen. Dat betekent dat ik waarschijnlijk toch niet al te zot vertrokken was. Eerst liepen we een klein toertje van vier kilometer om dan de overige 46 kilometer van “Loop 1″ af te werken. In totaal waren er drie verschillende lussen met steeds een gelijkaardig systeem. Je loopt omhoog, amuseert je een beetje op de hogere stukken en loopt dan volledig terug naar beneden. In de eerste lus is de beklimming wel de moeite. Het gaat recht de flank op langs een afsluiting. Met een man of drie van de honderd mijl liepen we hier samen en wisselden af en toe een beetje van positie. Eens we boven kwamen kregen we een schitterend uitzicht over de omliggende bergen. Prachtig.
Na een vlakker stuk volgde dan de lange afdaling richting aankomst. Mijn eerste indruk was dat Kiwi’s niet veel waard zijn in de afdalingen want ik daalde veel sneller dan de lopers rond mij. Wanneer je dan de aankomst voor je uit ziet liggen word je nog even rond gestuurd voor wat in de briefing omschreven werd als “Loop of Deception”. Die is een tiental kilometer lang en bevat een paar kortere klimmetjes en afdalingen. Het was terug een stralend zonnige dag en hier begonnen de temperaturen flink op te lopen. De voorbije jaren had de wedstrijd vooral slecht weer gekend met de nodige horrorverhalen over sneeuw en ijs in de nacht. Het was voor mij een belangrijke reden om juist deze wedstrijd uit te kiezen. Dan hebben ze me natuurlijk weer liggen met een zonnige en warme editie. Aan het uiterste punt van de “Loop of Deception” was er een bevoorrading. De dames boden er ook druiven aan waarvan ik met veel plezier een takje meenam. Dat waren zonder enige twijfel de beste druiven die ik ook geproefd heb. Zalig gewoon. Ik hoopte dat er nog zouden zijn bij volgende bevoorradingen, maar daar werd ik toch in teleur gesteld. Daarna was ik snel bij de aankomst en zat de eerste lus van vijftig kilometer er op. Blijkbaar liep ik op dat moment aan kop van de honderd mijl. Ik trok me daar niks van aan want wist dat de dag nog lang en warm zou worden.
Vol goede moet en met het plan om de dag te overleven vertrok ik voor de tweede ronde. Nog maar net vertrokken kwam ik aan een kruispunt zonder markering. Ik probeerde even rechtdoor, maar heel evident leek het pad me daar toch niet. Dan maar eens de grote grindweg naar rechts proberen. Een heel stuk verder was nog altijd geen markering te zien. Ik keerde dan maar terug naar het kruispunt om nog eens goed te zoeken naar markeringen. Uiteindelijk kwam toch de volgende loper eraan die gelukkig de weg bleek te kennen en me teken deed dat de grindweg rechts wel degelijk de goede was. Een beetje voorbij het punt waar ik teruggekeerd was kwam ik inderdaad een markering tegen. Oef. Die grindweg liep nog een hele tijd door en hier was de markering echt wel ondermaats. Er waren meerdere kilometers zonder iets te zien. Ik gokte steeds op rechtdoor en uiteindelijk bleek dat ook te kloppen, maar het is niet bepaald goed voor de gemoedsrust.
Het laatste stuk voor de centrale post TW begon ik het serieus lastig te krijgen. In die post werd ik dan ook bij gehaald door twee lopers. Eentje ervan vertrok na mij en de andere was er nog toen ik vertrok. Van TW begint de “Loop of Dispair”. Poëtisch zijn ze daar in elk geval wel. Dat is een dikke tien kilometer waarvan de eerste kilometers steil omlaag gaan. Daarna gaat het dan weer steil omhoog naar TW. In de afdaling bleek ik nog steeds de betere daler en nam de koppositie terug over. In de beklimming slaagde ik erin om het tempo vrij goed vast te houden. Na een korte stop in TW kon ik verder naar het hoogste punt van het massief om terug de lange afdaling naar de aankomst aan te vatten. Ik bleef goed lopen en liep nog steeds aan de leiding toen ik daar kwam. Daarmee was honderd kilometer afgewerkt. De derde en laatste lus van zestig kilometer wachtte nog op mij.
Gelukkig was dit kort voor het vallen van de nacht. Ik ging er van uit dat wat afkoeling me deugd zou doen. Aan de aankomst kreeg ik het nog wat aan de stok met de wedstrijddokter. Die vond de twee en een halve kilo die ik in de loop van de dag verloren had onrustwekkend. Ik vond dat vrij normaal na zo een warme dag. Hij dreigde even me uit de wedstrijd te halen, maar uiteindelijk plaatste hij me onder verscherpt toezicht. Dat hield in dat ik bij de volgende passages in TW eens moest checken met de medici op de post. Uit de wedstrijd gehaald worden bleef als een Damocleszwaard boven mijn hoofd hangen.
De klim naar TW in de derde ronde is een stuk korter dan die in de tweede ronde. Ik was er dan ook behoorlijk snel. Mijn gewicht bleek gelukkig wat gestegen waarmee ik de dokter toch kon gerust stellen. Daarna volgde een wat moeilijke steile afdaling en een paar kilometer heen en terug. Ik wist dat ik daar goed tempo moest maken. Op dergelijke stukken kan je goed de verschillen inschatten en ik wilde de achtervolgers geen moreel voordeel geven. Uiteindelijk kruiste ik op dat stuk maar één loper en die had dan nog een achterstand van meer dan drie kwartier. Als ik geen zware inzinking krijg kan hij dat nooit dichtlopen. Ik probeerde zo goed en zo kwaad als het ging het met doornige struiken dichtgegroeide kanaal waarlangs we daarna moesten lopen te volgen en vatte de laatste klim naar TW aan. Daar bleek mijn medische toestand nog steeds prima.
Er restte me enkel nog een ferme afdaling en dan een wat glooiend stuk. Die afdaling begon ik het toch lastig te krijgen. Maar ik kon het tempo voldoende hoog houden om me geen zorgen te moeten maken over de tegenstand. Na nog wat doorbijten over die laatste golvende kilometers kwam ik als winnaar toe na 24u33. Uiteindelijk had ik anderhalf uur voorsprong op het nummer twee bij elkaar gelopen.

Het was in de vroege ochtend net voor zonsopkomst dat ik de aankomst bereikte. Ik kroop snel in mijn tent om toch nog zoveel mogelijk slaap te verzamelen en sliep het grootste deel van de voormiddag. In de namiddag ging ik dan op zoek naar een lift richting Frankton. Een paar Australische lopers waren zo vriendelijk om me in Cromwell af te zetten waar ik vlot een lift tot Frankton kon versieren. Ik koos er een slaapplaatsje op het strand uit.
De volgende ochtend stapte ik dan op de bus richting Milford Sound. Naar het schijnt is dat de mooiste fjord van Nieuw-Zeeland. Het is ook de plaats in Nieuw-Zeeland waar het meeste regen valt. Het regende dan ook toen ik er was. Om het helemaal compleet te maken was erg nog een mist om het zicht om zeep te helpen. Samengevat: ik heb niks van de fjord gezien. Dan heeft het natuurlijk niet veel zin om daar lang te blijven. Al liftend keerde ik een stukje terug tot The Divide waar de Routburn Track begint. Die begon ik te volgen.

De Routburn Track is een Great Walk. Dat betekent verplicht reserveren van de hutten en kamperen verboden en zo. Maar geen nood, na een paar kilometer was er een aftakking naar de Greenstone Track. Dat is geen Great Walk wat de hoeveelheid plakkaten met allerlei verbodsbepalingen direct sterk vermindert. In de late namiddag stopte het zelfs met regenen en kreeg ik af en toe een beetje een uitzicht op de vallei. Aan de steile wanden te zien moet die lang geleden eens door een gletsjer uitgesleten zijn. In de vroege avond kwam ik aan het zuidelijke uiteinde van de vallei waar ik men tentje opzette.
De volgende ochtend trok ik verder, rondde het zuidelijke uiteinde en trok via de Caples Track terug noordwaarts. De regen bleef tot mijn vreugde uit. Af en toe kreeg ik wat zon en ik had het pad voor mij alleen. De hele dag heb ik geen andere mensen gezien. De Caples Track volgt ook een door gletsjers uitgesleten vallei. Aan het uiteinde wacht een klim naar McKellar Saddle. In dat zadel rolde ik mijn slaapzak uit voor de nacht. Dat was terug één van de meest fantastische bivakplaatsjes die ik al had. De voor mij grotendeels onbekende sterrenhemel deed me wel behoorlijk verloren voelen. Gelukkig had ik het houvast van een helder oplichtende melkweg. Ik kan je garanderen dat het er wel behoorlijk koud kan worden ‘s nachts. ‘s Morgens was alles bedekt met een mooie laag ijs.
Vanuit McKellar Saddle liep ik terug richting Routburn Track. De reglementering was er nog altijd even strikt natuurlijk, maar aangezien die als toch van twee of drie dagen geafficheerd wordt kan ik dat gemakkelijk op een dag afwerken. De uitzichten op de Routburn Track zijn schitterend en een stralend blauwe lucht vergrootte het vakantiegevoel alleen maar. In vergelijking met de Greenstone en Caples Tracks was het wel een beetje een cultuurschok om plots zoveel wandelaars tegen te komen. Op het hoogste punt van de tocht op Conic Hill nam ik uitgebreid de tijd om van het landschap te genieten. Van daaruit liep ik omlaag naar het uiteinde van de trek. In de buurt van de parking bivakkeerde ik in het bos.
De volgende dag wilde ik in Queenstown geraken. De hele weg lopen was natuurlijk een optie, maar daar had ik niet direct veel zin in omdat het bijna de hele weg asfalt zou zijn. Ik besloot te liften en werd snel opgepikt door een paar Canadezen. Dat zorgde ervoor dat ik al in de voormiddag in Queenstown stond. Queenstown is zo een stadje waarvan de sfeer me aan Chamonix of in mindere mate Sankt Moritz doet denken. Het profileert zich als outdoor hoofdstad van Nieuw-Zeeland. Alles en iedereen probeert er dus zo outdoor en bergmens mogelijk uit te zien, liefst door het showen van peperduur splinternieuw materiaal. Materiaal dat ze waarschijnlijk nooit echt zullen gebruiken en in vele gevallen amper weten hoe het te gebruiken. In dergelijke fake toestanden wil ik liefst zo rap mogelijk weglopen. Dat is wat ik dan ook deed.
Rond Queenstown zijn gelukkig behoorlijk wat paden om uit te kiezen. Net buiten de stad verstopte ik mijn rugzak en liep verder met een klein rugzakje. Ik koos voor het pad naar Ben Lomond. Dat is een berg net naast Queenstown van waarop je een mooi uitzicht over de omgeving hebt. De lagere delen liep ik doorheen het bos. Deze keer geen jungletoestanden maar een bos dat perfect voor één van onze naaldbossen zou kunnen doorgaan. Eens boven de boomgrens begin je dan inderdaad wat uitzicht te krijgen en vanop de top kan je mooi in alle richtingen rondkijken op de omliggende bergen. Ik had nog eens het geluk van een dag met stralend weer. Het is er wel behoorlijk druk. De beklimming van Ben Lomond is duidelijk een erg populaire daguitstap.
Van de top daalde ik terug naar het Lomond Saddle en in plaats van zuidwaarts naar de stad of te dalen koos ik voor de noordelijke vallei. Dan zit je buiten de gewone dagtocht en plots kom je niemand meer tegen. Het pad werd ook steeds minder duidelijk met ongemarkeerde aftakkingen in alle richtingen. Op het einde ging ik gewoon dwars door alles heen en midden door een kudde geiten tot ik op een grindweg terecht kwam. Deze volgde ik naar Moake Lake dat mooi in het laatste zonlicht lag te glinsteren. Tegen dat ik de toer afwerkte en terug in Queenstown stond was het al donker. Ik zocht in het intussen donkere bos terug mijn rugzak en rolde een beetje verder mijn slaapzak uit.

De volgende ochtend was ik al vroeg op pad om de bus naar Mount Cook te halen. Met zijn 3754 meter hoogte is dat de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. Er liggen een paar gletsjers in de buurt die ik toch eens wilde gaan bekijken. In de namiddag trok ik de Tasman Valley in en ging daar op zoek naar een goed plaatsje voor de tent. Mijn plan was om een paar dagen met een vast basiskamp te werken van waaruit ik de omgeving kon verkennen. Uiteindelijk werd het een plaatsje pal in het midden van de vallei. Ik stond in een kleine inzinking in het terrein zodat ik totaal onzichtbaar was van zodra je een paar tiental meter van de tent weg was. Omgekeerd had ik een mooi uitzicht op de bergen aan de rand van de vallei en de gletsjers op de flank van Mount Cook. Er waren alleen hele zwermen zandvliegjes die rond mij zweefden. Ik ben eerlijk gezegd niet onder de indruk van die beesten. Af en toe is er eentje dat bijt maar als je ooit eens de muggen van Lapland meegemaakt hebt zijn die zandvliegjes maar klein bier.
De volgende dag ging ik dan eens op verkenning in de Tasman Valley. Heel veel mogelijkheden zijn er natuurlijk niet. Ik liep naar het einde van de vallei en volgde het pad langs de Tasman Glacier. Het is de grootje gletsjer van Nieuw-Zeeland maar niet bepaald een mooie. Hij is volledig bedekt met een laag grijze stenen zodat je eerst niet goed doorhebt dat je naar de gletsjer en niet naar een morene aan het kijken bent. Aan het einde van het pad kroop ik even de graat op om daar wat naar het uitzicht te kijken. Nadat ik het allemaal wel wat gezien had keerde ik terug naar de tent. Voor de verandering was het eens een erg kalme dag.
Ook de dag erna deed ik het redelijk kalm aan. Ik ging deze keer op verkenning in de Hooker Valley. Tot het meer aan de voet van de Hooker Glacier loopt een breed en erg populair pad. Het leuke van die gletsjer is dat in het gletsjermeer allemaal kleine en minder kleine ijsschotsen ronddobberen. Een paar komen tot vlak tegen het strand. Dat brengt me natuurlijk op ideeën. De dichtstbijzijnde ijsschots die er een beetje vlak uit ziet is mijn eerste doel. Tot aan de knieën in het water slaag ik er in om er op te kruipen. Door mijn gewicht zet hij zich vast op de grond zodat ik goed stabiel sta. Prima. Ik kan proberen om naar de volgende ijsschots te kruipen. Die is een stuk kleiner en wanneer ik er eens goed op duw zakt het tot net onder het wateroppervlak. Ik gok erop dat hij wel mijn gewicht zal kunnen dragen en kruip er op. Dan kom ik tot de ontdekking dat een drijvende ijsschots niet bijster stabiel is. Hij kantelt en kiepert mij het water in. Gelukkig met mijn voeten eerst maar ik zit toch tot boven het middel in het letterlijk ijskoude water. Dat is het einde van mijn experimenten met ijsschotshoppen. Om wat op te warmen en op te drogen loop ik aan stevig tempo terug naar mijn tentje.
De volgende dag is het jammer genoeg tijd om afscheid te nemen van Mount Cook. Ik stap op de bus richting Christchurch vanwaar het met het vliegtuig terug huiswaarts gaat.

Onderweg heb ik nog een lange overstap in Sydney. De kans om eens in Australië rond te lopen is natuurlijk veel te mooi om te laten liggen. Met alleen een rugzakje met loopkledij laten ze me direct het land binnen, neem ik een trein naar het stadscentrum en drie kwartier na het landen sta ik al midden in de stad. Ik loop op goed geluk een route doorheen de vele parken die de stad telt. De ruwe richting die ik probeer vast te houden is het Opera House. Daar loop ik eens rond en ga dan op zoek naar de Harbour Bridge. Daar eens over lopen geeft me nog eens een paar mooie uitzichten over de stad. Daarna keer ik terug naar het stadscentrum en besluit na een paar uurtjes lopen en sightseeën dat het tijd is om terug te keren naar de luchthaven. Van daar ging het dan echt wel huiswaarts waarmee de trip naar Nieuw-Zeeland afgesloten was.
Veel meer valt er niet te zeggen over de afgelopen maand.

Abonneren op de nieuwsbrieven kan op http://www.ptityeti.be/nieuwsbrief

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>