Nieuwsbrief juli 2014

Aan het begin van de maand trok ik voor een weekend richting Italië. Bergamo blijft een ideale bestemming gelegen aan de voet van de Alpen en met een heel pak goedkope vluchten die erheen vliegen. Bergamo zelf interesseert me minder, dus trok ik met de trein wat verder tot de buurt van Lecco.
Na een bivak op de flank die uit het meer oprijst trok ik ‘s morgens richting toppen. Eens boven de boomgrens heb je daar prachtige uitzichten op het Comomeer. Ik liep een tijdje over de kam in de richting van de Cima del Fo. Blijkbaar had ik daar in de buurt ook wat via ferrata meegenomen. Gelukkig was het geen al te moeilijke want ik had natuurlijk niks van klimuitrusting mee.
Van daaruit ging het verder naar de Rifugio Luigi Azzori die boven mij zich af en toe tussen de wolken door liet zien. Van aan de rifugio zelf heb je een schitterend uitzicht in alle richtingen. Al er geen wolken zijn tenminste. Nu had ik een schitterend uitzicht in de meeste richtingen. Als je op een top staat moet je natuurlijk terug naar beneden. Ik liep nog een paar uurtjes doorheen de bossen om uiteindelijk op de Monte Due Mani uit te komen. Er staat daar een soort van iglo waarin je kan overnachten in noodgevallen. Ik was helemaal niet in nood, dus verkoos ik een paar tiental meter verder in open lucht te overnachten. Dergelijk bivakplaatsen op de top van een berg blijven mijn favoriete slaapplaatsen.
De volgende ochtend liep ik verder en koos geleidelijk terug wat de richting van Lecco uit zodat ik in de namiddag daar terug kon staan om de trein Bergamo te nemen. Veel langer dan dat duurt een weekend jammer genoeg niet.

Een week later hield ik het wat dichter bij huis. In Pesche, nabij Couvin, nam ik deel aan de Crêtes de l’Eau Noire. Dat is een wedstrijd van 32 kilometer doorheen de bossen daar in de buurt. Voor mij een echte sprint, inderdaad. Mijn bedoeling was vooral om eens te testen of mijn achillespees dat zou uithouden. Je vertrekt er samen met een kortere afstand. Het gevolg is veel volk dat snel start en ik die wat achter de feiten aanloop. Tegen dat we in het bos terecht kwamen schat ik dat er wel een man of tien voor mij uit liep. Eens in het bos zag ik niemand meer voor mij. Gelukkig is dat wat meer mijn terrein en zeker op de lastigere stukken kreeg ik wat lopers voor mij terug in het vizier.
Nog een beetje verder liep ik er al een paar die te snel gestart waren voorbij. In een steile afdaling moest ik even stappen. Het ligt niet aan mij maar ik zat vast achter wat traag verkeer dat niet sneller durfde dalen. Nog wat verder kwam de splitsing tussen beide afstanden en plots liep ik helemaal alleen. Blijkbaar waren al degenen rond mij er voor de korte afstand. Ik liep verder doorheen het bos, helling op, helling af, doorheen een rivier zonder enig idee te hebben van mijn positie in de wedstrijd.
Helemaal aan het einde wachtten nog een paar kilometer asfalt om terug het dorpje binnen te lopen. Bijzonder veel zin had ik daar niet in, dus ik trok daar niet bijster hard op door. Slecht idee, want op een paar honderd meter van de aankomst zat plots Seb op mijn hielen. Ik moest terug even het tempo oppikken om hem uiteindelijk vijf seconden achter mij te houden. Blijkbaar werd ik uiteindelijk tweede. Fabien, die ik bij de start niet eens gezien had, moet de hele wedstrijd al even eenzaam als mij voor mij uit gelopen hebben.
De belangrijkste conclusie is dat de achillespees terug een stootje kan hebben.

Een week later trok ik eens noordwaarts. Voor een lang weekend ging het richting Zweden. Ik liep er wat rond in de bossen ten zuiden van Stockholm, met een uitstapje door Tyresta. Maar vooral was het mijn bedoeling om een van de meest afgelegen nationale parken van Europa eens te bekijken. In tegenstelling tot wat jullie nu waarschijnlijk verwachten moet je dat niet in het zeer hoge Noorden, in Lapland gaan zoeken. Nee, ik heb het over Gotska Sandön. Dat is een eiland ergens verloren in de Oostzee. Het is een van de oudste nationale parken van Europa en was vroeger (eigenlijk nog altijd voor een stuk) een militair gebied. Niet-Zweden waren er niet welkom. Als de Russen zouden binnen vallen, zou dat natuurlijk het eerste zijn wat ze aan land komen. Gelukkig mag je er nu als buitenlander wel op. In de zomer kan je een paar dagen op het eiland verblijven op een soort camping, maar er is geen permanente bewoning. De enige manier om er te geraken is natuurlijk met de boot. Tijdens de zomer vaart er gelukkig eentje vanuit Nynäshamn. Op het eiland is kort gezegd niets. Dat was natuurlijk wat me het meeste aantrok.
Aan een haven doen ze ook niet mee op het eiland. De boot vaart gewoon het strand op. Op het strand hebben ze dan een trap klaar staan waarmee je aan land kan. Eerst mogen de dagjesmensen zoals mij er af. Daarna vormen degenen die even blijven een levende ketting om alle bagage af het schip te krijgen. Op het strand volgt eerst een korte briefing. Samengevat kregen we te horen dat er twee plaatsen zijn waar we niet mogen komen: een zeehondenkolonie en een militair dinges. Het interessantste dat we te horen kregen was dat de boot ‘s avonds van de andere kant van het eiland zou vertrekken. Dat is natuurlijk wel erg handig om weten.
Daarna begon ik te lopen. Mijn plan was om eerst eens rond het eiland te lopen. Ik begon zuidwaarts te lopen en liep al snel tegen die zeehondenkolonie aan. Daar moest ik dan maar even rond. Er is een pad naar een uitzichtpunt waar je een goed zicht heb op de beesten. Naast een massa vogels lagen inderdaad drie zeehonden op de rotsen te zonnen. Volgens het logboek ter plaatse werd de voorbije dagen steeds een dergelijk aantal gesignaleerd. Maar wat terugbladerend zag ik dat er soms wel dertig of vijftig tegelijk gesignaleerd werden. Daar kan ik natuurlijk enkel jaloers op zijn.
Rond het eiland lopen levert een afwisseling op van mul zand, hard zand, grind en keien. Een paar van die ondergronden zijn niet bijster simpel om over te lopen. Onderweg kan je ook wat sightseeing doen langs een paar Russische kanonnen die daar verloren liggen, maar voor de rest zijn het vooral de vogels die voor het entertainment zorgen.
Op een uur of vier was ik rustig lopen toch wel rond. Daarna probeerde ik dan maar wat dwars door het eiland te lopen. Dat gaat nog vrij goed. Het eiland is omzeggens volledig bebost, maar het is een bos zonder veel ondergroei. Je kan zonder problemen tussen de bomen door lopen. Er zijn een paar paden die het lopen wel heel eenvoudig maken, maar buiten de paden lopen is er volgens mij nog veel leuker. De ondergrond is wel behoorlijk sponsachtig wat het lopen eerder zwaar maakt. Midden op het eiland zijn ook nog een paar leuke bergjes te vinden waar je goed op kan spelen.
In de late namiddag moest ik natuurlijk aan de goede kant van het eiland zitten om de boot terug te kunnen nemen. Aan deze kant vaart de boot niet tot op het strand maar vaart een rubberboot de hele tijd heen en weer om mensen van de boot naar het eiland te brengen, van het eiland naar de boot te brengen en ook nog eens al de bagage van die mensen in de juiste richting over te zetten. Een hele operatie die de nodige tijd in beslag neemt. Eens dat achter de rug kon ik terug naar Nynäshamn. Voor mij was Gotska Sandön al zeker vijftien jaar een soort magische plaats. Ik ben blij dat ik er uiteindelijk toch eens geraakt ben. Al moet je er volgens mij niet al te veel langer dan een dag blijven. Dan heb je het wel gezien.

De week na mijn Zweeds uitstapje had ik nog eens een wedstrijdje gepland. Deze keer was het echt wel een sprint. Ik liep de amper 22 kilometer korte Ardennaise in Louette-Saint-Pierre. Hoewel ik in een ondertussen vrij ver verleden nog de Challenge Delhalle gelopen heb, was het voor mij vreemd genoeg mijn eerste deelname aan de wedstrijd. De start ging natuurlijk veel en veel te snel voor mij. Ik probeerde wat aan te klampen, maar moest toch een heel pak mensen laten lopen. Ik probeerde wat in het spoor van Seb te blijven, maar die ging toch wat te snel. Wat later werd ik ook door Olivier en Marc ingehaald. Na een kilometer of zes in een afdaling slaagde ik er zelfs in om mijn voet volledig verkeerd neer te zetten op een boomwortel. En dat deed hoegenaamd geen deugd.
Het beste dat je dan kan doen is verder lopen. Dat ging simpelweg niet. OK, in dat geval kan je best proberen verder stappen. Dat lukt wel. Tijdens een wedstrijd in een afdaling is dat natuurlijk niet echt optimaal. Direct vlogen Pierre en Droopy me voorbij gevolgd door nog heel wat andere lopers. Na een korte wandeling probeerde ik dan terug wat rustig te joggen. Het lukte en de andere Marc en Marcel vlogen me voorbij. Ik had nooit gedacht dat ik het ooit zou schrijven, maar toen volgden tot mijn vreugde een paar honderd meter asfalt. Daar kon ik het tempo terug oppikken.
In de beklimming erna ging ik Marcel en Marc terug voorbij. Rond de top van de Croix Scaille wordt het parcours wel heel goed beloopbaar en kon ik geleidelijk terug op gang komen. Daarmee was ik vertrokken voor een grote inhaalrace. Pierre pakte ik vlot terug en op het einde kreeg ik Droopy ook in de gaten. Bij de bevoorrading met limoncello op een paar honderd meter van de aankomst had ik hem uiteindelijk te pakken. Na een gezamelijke limoncello liepen we samen binnen als 19e. Wat natuurlijk geen bijster goed resultaat is.

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>