Nieuwsbrief april 2015

Eerst start ik even met een huishoudelijke mededeling. Een commentaar die ik soms hoor op mijn nieuwsbrieven is dat ze te lang met te veel tekst zijn en daarom niet aangenaam om te lezen in een mail. Een volledig terechte opmerking.
Om daar wat aan tegemoet te komen ben ik begonnen met het maken van een versie aangevuld met foto’s, eventueel eens een kaartje en waarbij ik in het algemeen naar een aangenaam leesbaar geheel streef. Deze worden niet rondgemaild, maar kan je vinden op http://www.kleineyeti.be/nieuwsbrief. Op dit moment staan de nieuwsbrieven van januari, februari en maart 2015 er al.
Ik probeer daar het verzendingsritme te volgen met een maand vertraging. Concreet hoop ik dat deze nieuwsbrief ertussen zal staan wanneer ik die van mei verzend. Al maak ik daar niet echt harde beloftes over. Zo, en daarmee kunnen we over naar de gewone orde van de dag.

Het eerste dat over april te melden valt is dat ik me nog eens met oriëntatielopen heb bezig gehouden. Diep in de Ardennen, aan de rand van mijn standaard trainingsterrein werd de HOCup georganiseerd. Dat is goed voor twee dagen oriëntatielopen. Ik pik dat graag eens mee als een alternatieve training. Meestal zijn die dingen wel redelijk kort. Ik rekte de training de beide dagen dus wat op door anderhalf uur naar de start te lopen en daarna nog terug. Op zaterdag was dat een regionale veldloop in Vierves. De eerste helft werd in het dorp gelopen. Dat dorp is een ware doolhof met een heel pak steegjes en doorsteekjes. Het meeste tijd verloor ik bij de start. Ik kreeg de kaart en het duurde een hele tijd voordat ik door had waar de eerste post ergens was. Tussen all die lijntjes en bolletjes viel mijn oog gewoon niet op het nummertje een. Daarna ging het wel redelijk vlot. Je kan goed doorlopen en daar ben ik toch nog altijd het sterkste in. Al volgen de posten wel heel snel op elkaar voor mij. De tweede helft lagen de posten in het bos op de flank van de Viroin. Dat vind ik toch een stuk leuker. De meeste posten gingen nog steeds vlot al heb ik naar post 25 toch een ferme fout gemaakt. Eigenlijk moest je daar gewoon een klein stukje over een plateau, maar ik ging stomweg helemaal omhoog en daarna terug steil omlaag. Een stommiteit die me toch een tweetal minuten zal gekost hebben. Uiteindelijk werd ik hier twaalfde in iets meer dan veertig minuten.

De dag erna was het nabijgelegen Olloy de plaats waar de wedstrijd doorging. Deze keer ging het om een nationale wat wil zeggen dat het parcours een stuk langer en lastiger is en de tegenstand een pak sterker. Hier werd het parcours uitgezet door Fabien, wat wil zeggen dat het echt wel de moeite is.
Hier liepen we de hele tijd dwars door het bos, dikwijls lange stukken dwars door alles heen, met een heel pak hoogtemeters en posten die soms niet echt evident te vinden zijn. Ik ben daar eerlijk gezegd niet zo heel sterk in. Het lukt me wel om alle posten te vinden maar de kortste of snelste weg ontgaat me regelmatig op het moment zelf. Het was echt een gevarieerde omloop met vele posten in het bos boven op een helling, sommige in de vallei en op het einde een heel stuk doorheen een rotszone. Na twee en een half uur lopen stond ik aan de uitslag. Je laat daar je chip uitlezen en krijgt een soort kassaticket met je resultaat op. Bij mij stond er NCL op, wat staat voor Non Classé. Gediskwalificeerd dus. Eens nakijken van mijn tussenpunten en het bleek dat ik stomweg vergeten was om naar de achttiende post te lopen. Deze lag amper een paar tiental meter van de zeventiende, maar ik zat met mijn hoofd duidelijk al verder en vertrok direct naar nummer negentien. Erg stom en het heeft me zelfs amper een voordeel opgeleverd. Toch blijf ik het een erg leuke wedstrijd vinden. Fabien heeft echt een meesterwerkje afgeleverd.

De week daarna vloog ik nog eens naar Engeland. Deze keer reisde ik helemaal naar het Lake District. Vanuit Ambleside begon ik te lopen. In eerste instantie liep ik naar de top van Red Screes. Daar heb je een echt mooi uitzicht over Ambleside en dan verder Lake Windermere. Tot mijn grote verrassing kon ik dat allemaal zien. Het was namelijk een dag met stralend blauwe lucht. Iets dat ik nog maar erg zelden meegemaakt heb in het Lake District. Meestal loop ik daar in de regen en de mist te knoeien. Van Red Screes boog ik af naar het westen en liep via Dove Crag tot Fairfield. Daar liep ik gewoon recht omlaag naar Grisedale Tarn. Erg steil en zeker niet hoe het pad loopt, maar eigenlijk wel goed te doen als je een beetje je weg zoekt tussen de steenvelden.
Daarna ging ik doorheen het Grisedale en kroop recht omhoog naar het begin van Striding Edge. Dat is erg leuk loopterrein. Het is een rotsgraad naar de top van Helvellyn die vrij spectaculair is. Je kan netjes op de graad blijven met aan beide kanten een steile rotswand. Het is een van de klassieke wandelingen in het Lake District en ik moet tot mijn schande bekennen dat ik er nog nooit geweest was. Het was zelfs de allereerste keer dat ik boven op Helvellyn stond, hoewel die als derde hoogste berg van Engeland (of tweede hoogste afhankelijk van de gebruikte definitie van berg) erg populair is. Van daar uit volgde ik de bergkam over Nethermost Pike en Dollywagon Pike terug naar Grisedale Tarn. Tegen dan begon het al redelijk laat te worden en ik bivakkeerde niet ver van de tarn. Het was niet bijster warm en redelijk winderig, maar een erg mooi slaapplaatsje.
De volgende ochtend liep ik terug het Grisedale door, maar deze keer contourde ik over de oostwand. Daar ligt geen pad, maar daar trek ik me natuurlijk niks van aan. Zo ging ik verder tot de voet van Pinnacle Ridge.
Zoals de naam het laat vermoeden is dat een graat, met daarop een paar scherpe, uitstekende rotsblokken. Dat zijn de “pinnacles” waarnaar de graat genoemd is. Het is een van de beroemdste “scrambles” in het Lake District. Op handen en voeten de rotsen opkruipen wil dat eigenlijk zeggen. Deze is een zogenaamde grade III scramble, wat op een schaal van I tot III is. Het is dus net onder rotsklimmen. Die klim even testen was het hoofddoel van mijn komst naar Engeland. In september wil ik een wedstrijd lopen die over Pinnacle Ridge passeert en op voorhand wilde ik dat toch eens verkend hebben. Toen ik aan de voet kwam stond Steve al te wachten en koud te krijgen. Ik leende hem even mijn donsjas zodat hij wat op kon warmen. Wat later kwam ook Charlie toe en begonnen we samen de beklimming.
Dat ging eigenlijk vlotter dan ik verwacht had. Het helpt als je de weg wat kent (Steve en Charlie kenden die helemaal vanbuiten) maar het grootste deel van de tijd is het totaal evident waar je handen en voeten moet zetten. Er zit maar een hoekje in van een meter of vijf hoog waar je een beetje moet zoeken naar het goede houvast. Sneller dan ik het verwachte waren we over de pinnacles en stonden we boven op de ridge. Daar liet ik Steve en Charlie achter die nog wat op de graat zouden spelen en stapte verder tot de top van Saint Sunday Crag. In tegenstelling tot de dag tevoren was de lucht vol met wolken. Die kwamen niet bijster hoog en op de top stond ik gewoon in de mist. En begon het te regenen. Dit moet Engeland zijn.
Van Saint Sunday Craig liep ik gewoon terug naar Ambleside langs Fairfield en High Pike. Daar kon ik dan de bus en verder de trein nemen om terug naar huis te vliegen. Het grootste probleem met het Lake District is dat het iets te ver van luchthavens ligt om interessant te zijn voor een weekend.

De week erna had ik nog eens een wedstrijd voorzien. Voor zijn tiende editie had de Bouillonnante (zoals de naam het laat vermoeden zijn start en aankomst in Bouillon) een afstand van honderd kilometer voorzien. In de beginjaren van de wedstrijd liep ik er een paar keer, maar de laatste jaren liet ik Bouillon steeds links liggen. De reden is vooral dat de inschrijvingen een half jaar op voorhand open gaan en op een paar uur volledig vol zitten. Voor wedstrijden in de Ardennen schrijf ik me bijna nooit zo ver op voorhand in, maar die neem ik er gewoon tussen als ik even geen andere plannen heb.
Voor de honderd kilometer, die er uiteindelijk 104 bleken te zijn, maakte ik eens een uitzondering. En dan nog stond ik in eerste instantie op de wachtlijst omdat ik het vertikte om hiervoor om middernacht achter de pc te gaan zitten.
Mijn wedstrijd was geen succes. De vrijdag ervoor stond ik op met een ferme verkoudheid. Je kent dat: mottig zijn, keelpijn, koppijn, snot, hoesten… Je gaat er niet dood van, maar leuk is het niet echt. Met een nacht of twee goed slapen geraak je daar wel van af. Het probleem is dat een paar uur later om middernacht de start al werd gegeven. En had ik geen mogelijkheid om in de loop van die dag wat uit te rusten.
Aan de startstreep op de binnenplaats van het kasteel van Bouillon had ik meer goesting om in mijn bed te kruipen dan om een wedstrijd te lopen. Ik nam het vrij rustig en was ongeveer vijftigste bij de start. Eens ik begon te lopen voelde ik me gelukkig een stuk beter. OK, dan probeer ik gewoon en we zien wel hoe ver ik kom. Ik schoof rustig op naar voren tot bij een groepje dat achter wat vroege lopers aanliep. Dat viel dan wat uit elkaar en een hele tijd liep ik samen met Aaike en Thomas. Voor ons alle drie was het een aangenaam tempo waaraan we zonder problemen konden lopen kletsen. Wat verder kwam ook André erbij. Leuk, want die had ik al erg lang niet meer gezien.
Zo ging het verder tot we een goed uur ver waren. Toen ging bij mij gewoon het licht uit. Niet verwonderlijk natuurlijk. Gezien mijn toestand ga ik dan niet forceren en krampachtig proberen om verder te gaan. Ik ging rustig verder tot de eerste bevoorrading na 29 kilometer waar ik uitstapte. Daarna probeer ik gewoon om zoveel mogelijk slaap in te halen. Eerst een beetje in mijn overlevingsdeken in het bos en daarna gewoon in mijn bed in de jeugdherberg. De timing van ziek worden was wel erg ongelukkig, maar eerlijk gezegd kom ik dat veel liever tegen in Bouillon dan voor een echt interessant wedstrijd. Daarvan heb ik er later op het jaar van eind juni tot begin november nog meer dan genoeg voorzien.

De week erna was ik terug op stap. Jullie hebben al lang door dat ik in het weekend niet veel thuis ben. Deze keer ging ik naar Zwitserland. Het plan was zoals vaak nogal vaag. Afhankelijk van hoeveel sneeuw er nog zou liggen wat bergen van geschikte hoogte kiezen en daar wat rondlopen. Volgens mijn info was er nog redelijk wat sneeuw boven de tweeduizend meter en ook groot risico op lawines. Dan kies ik voor niet al te hoge bergen. Mijn oog viel op de keten tussen het Lac Léman en de Mont Blanc. Zeker aan de noordkant is die niet bijster hoog.
Met de trein ging het tot Aigle waar ik ‘s avonds toekwam en een plaatsje voor mijn bivakzak zocht en vond. Het weerbericht dat ik op voorhand gezien had gaf dan wel wolken, maar beloofde dat het droog zou blijven. Toen het begon te regenen maakte ik me dan ook niet echt zorgen en ging ervan uit dat het na een paar druppeltjes wel over zou waaien. Zeker niets om aandacht aan te besteden. Dat bleek een flinke vergissing.
De volgende ochtend regende het nog altijd en in mijn naïviteit had ik de bivakzak niet goed gesloten. Wat wil zeggen dat er de hele nacht wat water was blijven binnensijpelen en mijn donsslaapzak als een spons al het water had opgezogen. Die was dus helemaal nat. Dat is een ferm probleem. De slaapzak volledig laten drogen is de enige oplossing, maar waar doe je dat als het maar blijft regenen? Gelukkig had ik Siebrig als reddende engel en zo kwam ik in het Saastal terecht hoewel ik dat op voorhand helemaal niet van plan was. Er ligt daar nog te veel sneeuw en er is lawinegevaar.

Ik probeerde toch en liep een eerste dag richting Hannig, een bergbaanstation op iets meer dan 2300 meter hoogte. Daarvoor moest ik eerst omhoog naar Saas-Fee. Ik was nog maar aan de bovenste huizen van het dorp toen ik een lawaai hoorde als een passerende trein in de verte. Dat kan het natuurlijk niet zijn want daar is geen velden of wegen een trein te bespeuren. Het was de eerste lawine van de dag en die kwam tot stilstand net buiten het dorp. Niet lang erna hoorde ik een tweede lawine. Die kwam dan aan de overkant van de vallei naar beneden. Vanaf een tweeduizend meter hoogte zat ik volop in de sneeuw. Geen probleem want zelfs in de winter zorgen ze ervoor dat richting Hannig een pad begaanbaar blijft. Op Hannig zelf kan ik dan even van het uitzicht genieten. Absurd genoeg had ik tijdens mijn training stralend weer. De grootste teleurstelling op Hannig was dat de glijbaan van de speeltuin afgesloten was met een houten plank. Ik kon er niet eens een keertje afglijden.
Van Hannig ging het omlaag langs een sneeuwschoenpad. Een bijzonder gladde bedoening was dat. Sommige stukken viel ik meer dan dat ik overeind kon blijven. Ik passeerde even naar het spoor van de lawine die ik eerder gezien had. Gewoon helemaal aan het uiteinde en klaar om weg te spurten als ik boven mij gerommel zou horen natuurlijk. Het was best wel indrukwekkend om te zien. De sneeuwblokken die om laag waren gekomen torenden een eind boven mij uit.
Daarna probeerde ik aan de overkant van de vallei omhoog te gaan en naar Saas-Almagell door te steken. Dat ging goed tot ik in de buurt van de boomgrens kwam. Toen was ik al regelmatig diep aan het wegzakken in de sneeuw. Een spoor viel hier van geen kanten te bekennen. Aan de boomgrens zelf werd het helemaal penibel. Ik zakte voortdurend weg tot boven heuphoogte. Dat zijn toch ondernemingen waar je niet veel aan hebt en ik besloot dan ook wijselijk om te keren en rechtstreeks naar Saas-Grund terug te keren.
De volgende dag besloot ik naar Visp te lopen, waar ik dan de trein naar de luchthaven kon nemen. Siebrig liep het eerste stuk met me mee. Aan de Gsponer Hohenweg keerde zij terug huiswaarts en liep ik alleen verder over de Hohenweg. Daar lag natuurlijk wat sneeuw, maar over het algemeen was die vrij goed te vinden. Op een bepaald moment kom je dan op een vlakker stuk waar het pad niet echt meer te zien was. Het gaat daarna vrij steil omlaag over een steenveld en daar was het mijn geluk dat ik een gps bij had. Anders had ik nooit de goede weg gevonden.
De stukken erna waren terug wat beter beloopbaar wat me deed vermoeden dat het ergste achter de rug was. Compleet verkeerd gedacht natuurlijk. Zeker op de plaatsen die wat in de schaduw van de bergen verborgen zaten lag nog erg veel sneeuw. Ik zakte regelmatig diep weg, zelfs tot borsthoogte. Veel hoger moet de sneeuw echt niet komen. Ook liep het pad hier en daar langs een erg steile helling. Met het probleem dat het pad diep onder de sneeuw verborgen lag en ik dus een sneeuwhelling moest traverseren waar ik me met stijgijzers en ijsbijl toch een stuk zekerder zou gevoeld hebben.
Om het helemaal af te maken moest ik verschillende keren een verdacht vers lawinespoor over. Daar maakte ik natuurlijk altijd goed tempo. Heel stabiel waren die waarschijnlijk niet. Twee ervan waren zelfs zo instabiel dat binnen de twee minuten na mijn passage de hele helling terug begon te schuiven en ik vanop de eerste rij een uitzicht had op een gloednieuwe lawine die het spoor dat ik net gemaakt had wegvaagde. Door mij veroorzaakt ongetwijfeld. Daarmee was rechtsomkeer maken ook geen optie meer.
Eens aan Gspon loop je gelukkig wat lager en kon ik zonder al te veel risico’s de namiddag afwerken. In de namiddag stond ik dan aan het station van Visp. Op voorhand had ik er nog over gedacht om naar een volgend station te lopen, maar de sneeuwpassages waren voldoende slopend geweest om het daarbij te houden.

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>