Nieuwsbrief oktober 2015

Zo tegen het einde van het seizoen zette ik zowaar nog een reeks wedstrijden op het programma. Nu ik toch een pak minder wedstrijden loop dan vroeger begint dat toch een zeldzaam iets te worden. In eerste instantie was het allemaal niet bijster serieus. Zo deed ik met het werk mee aan de Ekiden in Brussel. Dat is wel eens leuk maar erg uitdagend is het niet. Door een late afzegging liep ik twee keer. De eerste keer was als eerste man in onze derde ploeg. We waren erg laat naar de start afgezakt waardoor we ergens ver achteraan stonden. Ik liep dus de hele tijd te slalommen tussen tragere lopers. Het is vooral moeilijk om dan een goed tempo te vinden. De tweede keer liep ik als laatste man in onze tweede ploeg. Het leuke daaraan was dat de laatste lopers van onze andere ploegen maar een paar minuten eerder vertrokken waren. Ik moest vier, respectievelijk zeven minuten dichtlopen. Dat werd dan direct het doel. Erg lang duurde het niet want halverwege de ronde had ik beiden al te pakken. Van dan was het gewoon binnen bollen naar de aankomst. Met de ploeg liepen we 3u40, wat duidelijk maakt dat hoegenaamd niet allemaal afgetrainde lopers zijn.

De dag erna trok ik naar Luik om er de Ultra Tour de Liège te lopen. Daarin loop je in een grote ronde van 65 kilometer rond Luik, onderweg zoveel mogelijk bosjes, helling, terrils en trappen passerend. Het is zeker niet de mooiste wedstrijd op de kalender, maar heeft wel iets. En het was vooral een goede gelegenheid om wat mensen nog eens terug te zien.
Na een paar kilometer vormde zich een kopgroepje van twee man. Dat waren Mathieu en ik. Tot mijn verrassing voelde ik die twee korte stukjes van de dag tevoren in Brussel toch nog wat in mijn spieren. Blijkbaar loop je toch altijd dat tikkeltje sneller dan je zou willen tijdens dergelijke evenementen. Na ongeveer een uur lopen kwam Dac terug uit de achtergrond. Kort daarna liet ik Mathieu en Dac lopen. Ergens rond kilometer dertig net voor we een lang stuk RAVeL hadden kwam Flamboyant uit de achtergrond terug tot bij mij. We liepen samen een stukje maar op de RAVeL lukte het mij om goed tempo te maken terwijl hij helemaal terugviel. Het was voor hem het punt waar zijn spieren totaal begonnen te verkrampen. Door de vrij harde ondergrond en de vele trappen is dat iets wat tijdens deze wedstrijd wel vaker voorkomt. Vooral bij trailers die een beetje allergisch zijn aan asfalt.
Ik ben ook een beetje allergisch aan asfalt en rond kilometer veertig bij het oversteken van de Maas had ik het ook aan mijn rekker. De beenspieren verkrampten totaal en ik geraakte met moeite nog vooruit. Gelukkig was er een beetje later een bevoorrading waar het bier goed was. Ik besloot er te blijven hangen en niet verder naar de aankomst te sukkelen. De twee volgende weekends had ik andere wedstrijden gepland die veel interessanter waren en die ik liever niet op het spel wilde zetten. Ik beperkte me de rest van de wedstrijd tot wat voor het entertainment zorgen aan de bevoorradingen. Het is eens iets anders.

De week erna had ik dan een echt interessant wedstrijdje uitgekozen. Het ging om de Mourne Skyline. Daarvoor moest ik helemaal naar Noord-Ierland. Ik was eerlijk gezegd nog nooit in Noord-Ierland geweest en heel interessant leek het me daar niet. Misschien wat glooiende heuvels, maar veel spannends zag ik daar eigenlijk niet gebeuren. Tot ik zag dat ze er een wedstrijd van 35 kilometer hebben met 3370 positieve hoogtemeters. Huh, dat is wel erg veel hoogteverschil voor een dergelijke afstand. Bij ons ga je niets vinden dat zelfs maar in de buurt komt. De helft van dat hoogteverschil is zo ongeveer het pittigste dat je in de Ardennen tegen zal komen. Misschien moet ik dat toch maar eens gaan bekijken. Vandaar dat ik even naar Ierland vloog om die wedstrijd te lopen.
De wedstrijd maakte de verwachtingen die ik ervan had helemaal waar. Je start in Newcastle op de stranddijk. Dat is dus letterlijk op zeeniveau. De eerste kilometers gaat het over brede paden doorheen een bos en dan gaat het stevig omhoog over een stenig pad naar een zeshonderd meter hoge col. Ik liep daar ergens in de tweede helft van de top tien. De weergoden werkten niet echt mee want we liepen de hele tijd in de wolken. Veel uitzicht was er dus niet aan. Daarna volgden we een paar kilometer het Brandy Pad. Dat was een vrij vlak stuk tot Hare’s Gap. Van daar begin je dan aan een passage over Slieve Bearnagh en Slieve Meelmore. Beide toppen halen een dikke zevenhonderd meter hoogte en beide keren betekende het recht omhoog en dan recht omlaag. De hellingen waren behoorlijk interessant. Afwisselend waren het rotsige stukken waarop je ondanks de vochtige omstandigheden goed grip had en grashellingen. Die grashellingen waren door een mengeling van gras, water, een beetje modder en een indrukwekkende laag schapenstront dikwijls spiegelglad. In de afdaling van Slieve Meelmore ging ik zo eens behoorlijk spectaculair onderuit. Het leverde me een van onder tot boven geschaafde arm op met het nodige bloed om het geheel wat indrukwekkend te maken. Het was gelukkig allemaal oppervlakkig dus veel last had ik er niet van.
Na Slieve Meelmore loop je dan eens echt helemaal omlaag naar een meertje. Dat is goed voor een lange snelle afdaling. Daarna draai je terug richting aankomst en stuurt het parcours je terug naar de bergtoppen. Het verhaal blijft daarbij hetzelfde. Steeds is het recht omhoog en recht omlaag over ofwel rotsen ofwel glibberig gras. Achtereenvolgens moesten we Slieve Loughshannagh, Slieve Meelbeg, Slieve Meelmore en Slieve Bearnagh over.
Teruglopen deden we via een kam parallel met het Brady Pad dat we eerder tijdens de wedstrijd liepen. Op de kaart zag dat er een vrij goed beloopbaar stuk uit. In praktijk viel dat nogal hard tegen en heb ik er toch redelijk hard op afgezien. De weergoden hadden in de loop van de dag wel hun kar gekeerd en we werden hier op een paar schitterende uitzichten getrakteerd.
Als allerlaatste top wachtte ons nog Slieve Donard. Die is met zijn 850 meter de hoogste van Noord-Ierland. Opnieuw was het een verhaal van recht omhoog en recht omlaag. Vanaf Slieve Donard is het dan de hele tijd afdalen naar de finishlijn in Newcastle.
De hele wedstrijd lang kon ik mijn positie goed handhaven. Af en toe gebeurde het wel eens dat ik door iemand werd bijgehaald, maar dat compenseerde ik dan wel weer door zelf iemand anders voorbij te lopen. Uiteindelijk eindigde ik daarnee als achtste in 4u23. Een resultaat waar ik toch wel tevreden mee mag zijn.
Noord-Ierland was in elk geval een leuke meevaller. Blijkbaar hebben ze daar toch een paar interessante bergketens. Die zijn niet zo heel groot of heel hoog, maar je vindt er toch mooie uitzichten en kan er gerust een tijdje in ronddwalen.

De week erna werd het nog serieuzer. Ik trok naar Andorra om er Els 2900 te lopen. Het idee is vrij simpel. Tijdens de wedstrijd passeer je alle toppen in Andorra van meer dan 2900 meter. Daar zijn er zeven van en ze liggen voor het gemak een beetje verspreid over het hele land. Dat zorgde voor een parcours van zeventig kilometer met 6700 positieve hoogtemeters. In het verplicht materiaal zat vooral wat klimgerief wat aangeeft dat het parcours waarschijnlijk niet bijster lichtlopend zal zijn.
De start van de wedstrijd werd gegeven aan de Refugi dels Estanys de la Pera. Die zit al een stukje in de bergen. Met alle deelnemers samen maakten we eerst de wandeling daarheen. Alle deelnemers betekent veertig personen. Je moet je daar dus geen hele volksverhuizing bij voorstellen. Het aantal deelnemers dat toegelaten werd was gewoon heel beperkt. De start was om middernacht wat natuurlijk betekent dat we in eerste instantie in het donker moesten lopen.
De eerste kilometers gingen bij mij behoorlijk moeizaam. De benen wilden wel, maar ik moest direct naar adem happen. Dit jaar heb ik amper op hoogte gezeten en waarschijnlijk liet het gebrek aan acclimatisatie zich wat voelen. Met een start op meer dan 2300 meter hoogte mag dat eigenlijk niet verwonderen. De route ging direct omhoog naar de kam die we volgden naar de top van de Pic de la Porteletta. Met 2905 meter hoogte was dat de eerste van de zeven toppen waar de wedstrijd naar genoemd is. Op de graat moesten we na een paar kilometer al behoorlijk ferm beginnen klauteren over rotsblokken. Daarmee was de toon direct gezet. De rest van het parcours zou er niet simpeler op worden. Na een hele tijd over die rotsige graat te lopen volgt een wat vlakker stuk en een lange afdaling. Het naar adem happen beterde bij mij gelukkig en ik kon redelijk wat volk inhalen. De afdaling brengt je helemaal het bos in. Dan volg je de hele tijd een pad dat tegen de wand slingert en overdag waarschijnlijk spectaculaire uitzichten oplevert. In de totale duisternis viel er niet zo heel veel te zijn.
Uiteindelijk kom je dan in Canillo waar zich de eerste grote bevoorrading bevindt. Het is ook de plaats waar je het klimharnas moet aantrekken, de via ferratakit meenemen en de klimhelm opzetten. De reden is redelijk evident: we verlieten Canillo langs een via ferrata. Deze was geneutraliseerd zodat je daar geen haast over hoefde te maken. Ik moet zeggen dat het de eerste keer was dat ik een via ferrata in totale duisternis afwerkte, maar eigenlijk gaat dat zonder enig probleem.Het was zelfs een leuke via ferrata met hier en daar een lichte overhang.
Na de via ferrata mochten we gelukkig een deel van het materiaal achterlaten en ging de wedstrijd gewoon verder. Nog verder omhoog over een wat vervelend stuk met veel lang gras tot je op een interessante graat komt was dat. Eens op de graat kwam de zon op en kregen we een fantastisch uitzicht op de omliggende toppen en valleien.
Via de graat, die hier en daar wel wat technisch wordt maar zeker niks onoverkomelijks, loop je naar de top van de Pic de l’Estanyo. Deze is 2915 meter hoog en daarmee is de tweede top van meer dan 2900 gescoord. Tussen de Pic de l’Estanyo en de Pic de la Serrera (met zijn 2913 meter hoogte de volgende 2900-er die je passeert) zitten een paar technische stukken en vooral een paar stukken met ijs. Met veel ijs. Crampons waren niet verplicht, maar wel aangeraden en ik had ervoor gekozen om geen mee te nemen. Dit zijn de stukken waar ze bijzonder goed van pas zouden gekomen zijn. De paar lopers die crampons bij hadden konden de ijsstukken gewoon over lopen. De andere, waaronder ik, moesten proberen om zitten op het ijs zich vast te grijpen aan de paar rotsen die uit het ijs staken en zo verder te geraken. Dat gaat niet snel, is hier en daar wel eens spannend, maar uiteindelijk geraak je er wel over.
Aan Pic de la Serrera moesten we een stukje heen en terug. Dat leverde geen enkel probleem op en liet ons toe om te kijken waar de andere lopers ergens zaten. Het was vooral heel duidelijk dat de onderlinge tijdsverschillen al gigantisch groot waren. Kort gezegd: ik heb er eigenlijk niemand gezien die ik niet gewoon op de stukken rechtdoor ook kon zien. Vanaf Pic de la Serrera volgt dan een lange afdaling. In eerste instantie steil omlaag doorheen een steenveld, maar dan doorheen de vallei over een snel en goed beloopbaar pad. Het was een hele afwisseling om plots een paar kilometer gewoon te kunnen lopen zonder je handen te gebruiken.
Zo daal je tot de bevoorrading aan Sorteny. Na die bevoorrading volgt een stuk Andorrees plat. Dat is totaal niet plat, maar er zijn ook geen gigantische hoogteverschillen. Zo gaat het tot aan de voet van de Pic de Font Blanca. Die is 2903 meter hoog en dus moeten we daar over passeren. Het parcours is zoals meestal simpel: recht omhoog naar de top. Het eerste stuk was scrambling doorheen een natte geul. Gelukkig hing er een vast touw om ons wat te helpen. Daarna volgde een steenveld omhoog kruipen. Dat was zo een plaats waarvan ik blij ben dat er niet te veel volk kort voor mij zat. Als daar wat te veel volk in passeert komen er gegarandeerd een paar ferme rotsblokken omlaag en ben je de kop in. Een goede reden om het aantal deelnemers aan de wedstrijd erg beperkt te houden. Het laatste stuk is dan steil omhoog, maar over een pad. Simpel in vergelijking met wat ervoor kwam. Daarmee waren vier van de zeven 2900-ers binnen. De andere drie zitten gelukkig allemaal erg dicht bij elkaar. Van de top daal je over een niet al te moeilijke graat naar een col, dendert omlaag over een screeveld en volgt dan nog een hele tijd een pad van wisselende kwaliteit tot de bevoorrading in Arcalis.
Ik bleef er een twintigtal minuten om terug op krachten te komen. Dat was wel nodig, want het zware parcours was iedereen ferm aan het slopen. In het volgende stuk kreeg ik door dat ik misschien op voorhand het parcours wat beter had moeten bekijken. Ik ging ervan uit dat we gewoon een graat op zouden gaan, de laatste drie toppen scoren en dan dalen naar de aankomst. Dat was geografisch in elk geval de meest logische weg. Het begin kwam overeen met mijn verwachtingen. We ging eerst geleidelijk omhoog doorheen het skigebied. Dan recht omhoog over een steenveld naar de graat. Tot mijn verrassing ging het aan de andere kant van de graat direct weer omlaag over erg leuke scree. Dat is leuk om te lopen, maar alle moeizaam gewonnen hoogtemeters waren daarmee terug verloren.
OK, blijkbaar gaan we vanuit de volgende vallei naar die resterende toppen. We liepen een meertje rond en aan de overkant van de vallei ging het inderdaad terug omhoog. Opnieuw was het een erg rottig steenveld opkruipen. Het was er zo eentje waar de stenen absoluut niet meewerken en graag omlaag schuiven terwijl je steun zoekt om omhoog te gaan. Ook een plaats waar je absoluut niet met al te veel lopers tegelijk over wilt passeren tenzij je het leuk vindt om voor vallende rotsblokken weg te duiken. Bovengekomen op de graat steeg vlak voor mijn neus een gigantische gier op. Wow, dat was echt wel indrukwekkend.
Verder werd ik opnieuw zwaar bedrogen in mijn verwachting. In plaats van de graat te volgen naar de top, ging het opnieuw terug recht omlaag aan de andere kant. Oeps. Heel die klim was blijkbaar terug voor de lol. De volgende vallei bleven we dan nog een hele tijd volgen tot het punt dat ik me begon af te vragen wanneer we ooit nog eens omhoog zouden gaan. Er moesten nog drie toppen beklommen worden, weet je wel.
Dat moment kwam er gelukkig uiteindelijk. En toen het kwam was het natuurlijk terug recht omhoog naar een col. Auw. Eens je in de col bent loop je langsheen een erg mooi meertje over een pad voor rotsblokken en dan word je richting top van de Pic de Medacorba gestuurd. Er zitten een paar mooie klauterstukken in om daar te geraken. Vanaf de top volg je kort een adembenemende graat en dan is het al klauterend omlaag. Nog twee toppen te gaan. Tijdens die afdaling viel voor mij de nacht. De laatste twee toppen zou ik in het donker moeten doen.
De Roca Entravessada beklim je van de noordkant. Die noordkant ligt behoorlijk vol met sneeuw. Javier, waarmee ik al een hele dag haasje over aan het spelen was vond het gevaarlijk glad, maar zelf vond ik dat je er uitstekende grip op had. Mogelijk heeft het wat met de schoenkeuze te maken en had je gewoon schoenen met een degelijk profiel nodig. Ik klom in elk geval er vlot over de sneeuwvelden tot de top. Hier en daar zaten er wat vaste touwen in die wel van pas kwamen.
Eens op de Roca Entravessada wacht nog enkel de Comapedrosa. Die is met zijn 2942 meter de hoogste top van Andorra. Een waardige afsluiter van de wedstrijd. Tussen de Roca Entravessada en de Comapedrosa loopt een spectaculaire graat, de Cresta de Malhiverns. Die was echter te riskant om in het donker te doen. Enkel de eerste negen lopers waren snel genoeg om er over te mogen. Al de rest werd rondgestuurd. Daar zat ik dus ook bij. Dat betekende eerst wat omlaag klauteren met wat vaste touwen om ons te helpen. Het laatste stuk was dan nog wat omlaag knoeien over een vuil instabiel steenveld.
Aan de andere kant moet je dan omhoog over een helling met een mix van sneeuw en stenen. Geen van beiden waren erg stabiel. Daar hoop je dan vooral dat er geen stenen omlaag komen want in het donker zou je ze totaal niet zien afkomen. Het laatste stuk naar de top van Comapedrosa was dan voor de verandering wel eens erg eenvoudig. Daarmee waren alle zeven de toppen in de pocket en restte nog enkel de afdaling naar de Refugi de Comapedrosa, waar de aankomststreep lag. Het was een erg eenvoudige afdaling waar je het grootste deel van de tijd goed tempo kan maken.
Uiteindelijk finishte ik als twaalfde in een tijd van dik 21 uur. Slechts 22 lopers haalden de aankomst. Hoewel het deelnemersveld volledig uit erg ervaren lopers en alpinisten bestand is het dus maar een dikke helft die de aankomst haalde. De scherpe tijdslimiet van 24 uur heeft daar wel het een en ander mee te maken. Els 2900 is in elk geval een fantastische wedstrijd. Het is moordend zwaar en enorm technisch. Het is met voorsprong de meest technische wedstrijd die ik ooit liep. En ik heb toch al enige ervaring wat dat betreft. Veel andere wedstrijden van dat kaliber bestaan volgens mij gewoon niet. Ik ben heel blij dat ik erbij was voor deze eerste editie. Volgend jaar probeer ik hem opnieuw te lopen, maar ik vrees dat na het succes van dit jaar ik niet de enige zal zijn die zich probeert in te schrijven.

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>