Nieuwsbrief november 2015

In november pikte ik een klein wedstrijdje mee. Niks serieus, gewoon een oriëntatieloopje. Het ging om de Escapade Nocturne. Zoals de naam laat vermoeden is het ‘s nachts te doen. De bedoeling is om in ploegjes van twee op vier uur tijd zoveel mogelijk posten te vinden. Ik was er hopelijk te laat bij en vond niet direct een ploeggenoot, dus liep ik maar alleen. Om het helemaal compleet te maken viel mijn trein in Ans in panne waardoor ik mijn aansluiting in Luik miste en ik hopeloos te laat aan de start kwam. Gelukkig lieten ze me met wat vertraging toch nog starten.
Na een snelle blik op de kaart besloot ik eerst in het noorden wat posten te gaan zoeken, dan met een bocht langs het westen naar de zuidkant van de kaart te gaan en als er nog tijd over zou zijn de oostelijke posten op te ruimen. De meeste posten waren erg goed te vinden. Die in het noorden lagen een beetje rond een dorp. De meeste pikte ik vlot op via de min of meer meest logische weg. Een post was waarschijnlijk verdwenen want zelfs na uitgebreid zoeken vond ik hem niet. En van de andere ploegen heb ik ook niemand gehoord die hem gevonden heeft.
Na het dorp draaide ik meer naar het westen en dat betekende wat meer door de bossen en de velden lopen. Op een bepaald moment was er een lang stuk doorheen de velden dat ik met kunde en ook wel wat geluk perfect uitkwam. Zo in het donker niet evident want je kan behoorlijk beginnen ronddwalen eens je fout gaat.
Naar het einde toe kwam ik aan de zuidkant van de kaart, waar de posten op de flank van de Vesder lagen. De ene wat hoger en de andere wat lager wat het allemaal wel leuk maakte. Eens ik die posten meegepikt had liep ik terug naar de start want de tijd zat er op. De oostelijke posten ben ik dus niet aan toe gekomen. Daarmee stond ik in de stand ergens halverwege het pak. Om beter te scoren had ik waarschijnlijk voor de start de kaart wat beter moeten bekijken en wat doordachter te werk moeten gaan. Maar eigenlijk had ik daar niet bijster veel zin. Ik had gewoon zin om goed door het bos te lopen.

Daarna trok ik er nog een weekendje op uit naar Malta. Dat was het enige EU-land waar ik nog nooit eerder was. Ik wilde dus gewoon eens bekijken hoe het er daar uit ziet. Mijn strategie was dezelfde als altijd: op de kaart kijken waar de potentieel interessante paden zijn en daar op goed geluk wat ronddwalen.
Ik kan over Malta vrij kort zijn. Het is een rotplek om te lopen. Erg groot is het eiland niet, dus alles zit vrij dicht op elkaar. Hier en daar kan je langs de kust een interessant stukje vinden, maar daar houdt het mee op. Voor de rest loop je de hele tijd op kleine asfaltwegen. Veel verkeer is er niet, maar asfalt is niet echt waar ik van houd. Daarvoor hoef ik echt niet naar Malta te gaan. Op de kaart lijkt het alsof er hier en daar wel leuke doorsteekjes zijn, maar de overgrote meerderheid daarvan is privaat en de eigenaars zien er duidelijk niet graag volk over lopen. Zelden heb ik zo een grote concentratie aan bordjes “No Entry” en varianten daarop gezien. Voor mij zijn die bordjes het meest typische beeld van het eiland.
Ongetwijfeld is het eiland erg mooi als je een netjes in de sporen van de gids volgt. Maar om rond te zwerven vond ik het een grote tegenvaller. Mij zullen ze er niet direct terug zien.

Aan het einde van de maand trok ik dan nog een keer op uitstap. Voor een week ging ik eens Nagorno-Karabakh verkennen. Dat is een pseudo-onafhankelijk staatje in de zuidelijke Caucasus. Van oorsprong was het etnisch-Armeense enclave in Azerbeidzjan. Eind jaren ’80 toen de Sovjet-Unie begon te wankelen streefde die steeds harder naar autonomie of aansluiting bij Armenië. Toen de Sovjet-Unie dan echt uiteen viel, gaf dit aanleiding tot een oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan. Die liep niet bijster goed voor Azerbeidzjan aangezien Armenië erin slaagde een hele lap van Azerbeidzjan te bezetten. Die omvat de enclave Nagorno-Karabakh en redelijk wat omliggende gebieden. Inclusief een alles wat tussen Armenië en de enclave ligt. In de loop van 1994 werd een wapenstilstand gesloten, die sindsdien behoorlijk goed stand houdt. Af en toe wordt er nog wel wat hen en weer geschoten. Het laatste grote incident deed zich vorig jaar voor toen Azerbeidzjan in de buurt van de frontlijn een Armeense legerhelicopter neerhaalde. Een echt vredesverdrag werd nooit gesloten en daarmee is het vandaag nog steeds een van de zogenaamd bevroren conflicten in de voormalige Sovjet-Unie. De facto is het een onafhankelijk land, maar volgens het internationaal recht is het een deel van Azerbeidzjan.
De enige manier om in Nagorno-Karabakh te geraken is over land vanuit Armenië. De grens met Azerbeidzjan zit natuurlijk potdicht aangezien het een actieve frontlijn is. Daar mag je niet in de buurt komen en vermoedelijk is het wel verstandig om daar niet al te dicht bij de komen. Ik ben in elk geval op veilige afstand gebleven. Voor Azerbeidzjan is een bezoek aan Nagorna-Karabakh streng verboden. Iedereen die er geweest is beschouwen ze als een gevaarlijke separatist die illegaal hun land is binnen gedrongen. Er is nog een stukje grens met Iran, maar daar zijn geen grensovergangen. De hoofdstad Stepanakert heeft een splinternieuwe luchthaven (afgewerkt in 2012), maar aangezien die volgens het internationaal recht in Azerbeidzjan ligt, zou Azerbeidzjan toestemming moeten geven om erheen te vliegen. Je ziet van hier dat ze dat nooit gaan doen. Erger, Azerbeidzjan heeft duidelijk gemaakt dat ze elk vliegtuig dat in Stepanakert wil landen zullen neerschieten. Tot nu toe heeft niemand geprobeerd of ze dat echt menen. Maar waarschijnlijk maken ze daar geen grappen over. De enige mogelijkheid die over blijft is dus over land vanuit Armenië.
De busverbinding vanuit de Armeense hoofdstad Yerevan is gelukkig behoorlijk goed. Je bent alleen een paar uurtjes onder weg. Rond Yerevan is het een grote vlakte waar je in de verte de mythische berg Ararat ziet liggen. Hoewel je hem goed ziet liggen is hij van hieruit totaal onbereikbaar. Hij ligt namelijk aan de Turkse kant van de grens en de grens tussen Armenië en Turkije is hermetisch gesloten. Iets met een genocide van honderd jaar geleden waar ze het niet echt over eens geraken. Na een paar uurtjes kronkelt de weg de bergen in en mag je genieten van de Armeense rijkunsten van de chauffeurs.
Aan de grens tussen Armenië en Nagorno-Karabakh zijn de formaliteiten minimaal. De Armenen controleren totaal niet. Waarschijnlijk gaan die ervan uit dat je toch naar hun moet terugkeren en dus wat hun betreft even goed het land niet verlaten hebt. Nagorno-Karabakh registreert wel de buitenlanders die binnenkomen. Ik was dus de enige die even moest uitstappen om zijn paspoort te gaan tonen. Na een paar minuten kreeg ik het terug met een snipper waarop het adres van het ministerie van “Foreign Affairs” in Stepanakert staat. Daar moet je zo snel mogelijk je visum gaan aanvragen.
Bij aankomst in Stepanakert was dat dan ook het eerste dat ik deed. Opnieuw is de procedure erg vlot. Even aanbellen, het magische woord “visa” uitspreken, papiertje invullen, 3000 dram (ongeveer zes euro) betalen en in je paspoort staat een visum van Nagorno-Karabakh. Je krijgt er nog een papiertje bij dat je bij het verlaten van Nagorno-Karabakh moet afgeven (heb ik niet gedaan want ik ben gewoon over de bergen terug Armenië binnen getrokken) en waarop staat welke gebieden je mag bezoeken. Ik had op mijn aanvraag zowat het hele land opgesomd en kreeg dat zonder enige moeilijkheid. Daarmee waren mijn papieren in orde en kon ik aan rondzwerven denken.
Mijn plan was redelijk simpel. Er is een wandelroute, de Janapar Trail, die volledig Nagorno-Karabakh van noord naar zuid doorkruist. Een groot deel is gemarkeerd en van de rest bestaan gps-tracks waarmee de weg zou moeten kunnen vinden. Alles samen is die goed voor een kleine driehonderd kilometer wat me redelijk perfect leek voor de vijf dagen die ik had. Ik nam dus een taxi naar het zuidelijk uiteinde van de route. Dat is in Hadrut op een twintigtal kilometer van de Iraanse grens. Tegen dat ik daar was zat de dag er bijna op. Ik had nog net tijd om een paar kilometer het dorpje uit te trekken en een plaatsje te vinden voor mijn slaapzak.
De wandelroute was een echte meevaller. De hele tijd loop je over erg rustige karrensporen, onverharde wegen en smalle paden doorheen de bossen. Zo laat op het jaar waren de meeste bomen natuurlijk bladerloos. Hier en daar stond er wel nog eentje prachtige kleuren tentoon te spreiden, maar meestal was het een vrij droge, dorre bedoening. Ik had het grote geluk van een week uitgekozen te hebben met prachtig weer. Bijna de hele tijd liep ik onder een strakblauwe hemel.
In de valleien liggen meestal de dorpen omgeven door velden. Landbouw lijkt me de belangrijkste bezigheid te zijn, want in die dorpen is behalve een klein winkeltje meestal niet veel te vinden. Eens je dan wat hoger in de bergen komt trek je meestal doorheen bossen met allemaal kleine, droge, knoestige boompjes. Een slaapplaats vinden bleek ook nooit enig probleem te zijn. Eens je buiten de dorpen bent is er altijd wel een rustig hoekje voor een slaapzak waar geen mens je ooit zal vinden.
Tijdens de tweede dag passeerde het pad tussen Karintak en Shushi doorheen een schitterende canyon. Dat was waarschijnlijk het meest spectaculaire stuk van de hele tocht. Het pad kleeft er dikwijls tegen de flanken en slingert wat van flank naar flank. Hier en daar heb je ook een prachtig oud stenen brugje waar je over moet. Dikwijls zien die er uit alsof ze elk moment kunnen instorten, maar aangezien ze duidelijk al een hele tijd overeind staan moet je volgens mij al echt pech hebben dat ze dat zouden doen net op het moment dat je erover stapt. Ook in die canyon is de magistrale Umbrella Waterfall. De parapluwaterval en die heeft haar naam zeker niet gestolen. Beeld je een halve paraplu in die tegen de rotswand plakt en waar het water af stroomt. Zo ziet het er effectief uit.
Na de canyon kwam ik dan in Shushi. Dat is de oude hoofdstad van Nagorno-Karabakh. Het is een erg bevreemdende stad. Grote stukken zijn verlaten en bestaan enkel nog uit ruïnes met hier en daar een bewoond huis. Andere wijken zijn wel bewoond en daar is gewoon verkeer en dagelijkse drukte. In een bepaalde straat stonden aan weerskanten identieke appartementsblokken. Dat aan de rechterkant lag helemaal in puin en enkel het skelet stond nog overeind. Dat aan de linkerkant was gewoon bewoond. De oorlog met Azerbeidzjan heeft hier duidelijk zware sporen nagelaten.
Eens voorbij Shushi kom je in de buurt van Stepanakert. Dat is veruit het drukste stuk en volgens mij ook het minst interessante. Ik zorgde dat ik er snel voorbij was. Een paar dorpen verder was het dan terug een en al rust. De route vervolgt er zijn weg over de bergruggen op weg naar het noorden.
Het hoogtepunt van de derde dag was voor mij de burcht van Kachaghakaberd. Het enige dat nog over schiet is een rotspunt vanwaar je een verbluffend uitzicht hebt over de omgeving. Daarop stond ooit een burcht met de reputatie van oninneembaar te zijn. Aan de rotspunt te zien kan ik dat erg goed geloven. De burcht is helemaal vernield en er schieten nog maar een paar stenen van over, maar de locatie is nog steeds even indrukwekkend.
Hierna worden de paden wat zeldzamer en gebeurt het iets regelmatiger dat de enige optie het volgen van de weg doorheen van de vallei is. Via zo een weg kom je dan aan Vank waar ik op het einde van de dag nog de klim naar het klooster van Gandzasar maakte. Dergelijke mooie kloosters zijn eigenlijk wel het laatste dat ik in Nagorno-Karabakh zou verwachten. Maar ze zijn er toch maar mooi.
De vierde dag was dan de minst interessante omdat ik erg lang in de valleien en op al dan niet verharde wegen zat. Tussen Vaghuhas en Dadivank is het meest saaie stuk van de volledige Janapar Trail. Dat is een deel van de noord-zuidweg die de ruggengraat van Nagorno-Karabakh uitmaakt. Een deel ervan was glimmend zwarte asfalt waar de pek hier en daar nog maar half gesmolten was. Verder werd het dan ooit-in-tijden-van-de-Sovjets-goede-kwaliteit-asfalt. Ze zijn de weg duidelijk aan het heraanleggen om naar het noorden ook een vlotte doorgang naar Armenië te hebben. Over een paar jaar zou het wel eens bijzonder onaangenaam kunnen worden om daar te lopen. Nu gaat het nog. Dat ze de route naar Dadivank laten lopen begrijp ik dan weer wel heel goed. Er ligt daar nog een prachtig klooster dat het uitzicht over het dorp volledig domineert. Dat ze je over de weg sturen snap ik ook volledig want de vallei zijn daar van die loodrechte rotswanden die je echt niet veel keuze laten.
Na Dadivank trek je dieper de bergen in en wordt het nog desolater dan tevoren. In dit stuk van Nagorno-Karabakh liggen de bergen ook bezaaid met spookdorpen. Soms staan er nog overblijfselen van een honderdtal huisjes waar nu niemand meer loopt. En soms staan er tussen al de ruïnes nog een handvol die wel nog bewoond zijn. Geen idee wat die mensen bezielt om daar te blijven.
In de valleien zie je ook nog sporen van vulkanisme uit lang vervlogen tijden. Hoog aan de rotswanden zie je regelmatig de typische kolommen van basalt. Ook zijn er een paar warmwaterbronnen die duidelijk de grote attractie van elke vallei vormen. Er is een soort van zwembadje rond gemaakt dat ervoor zorgt dat het water niet zomaar wegloopt. Daar kan je dan een beetje in zitten dobberen.
Wanneer je in deze regio van vallei naar vallei doorsteekt heb je de veruit meest afgelegen stukken van de Janapar Trail. Je kan gerust een halve dag onderweg zijn en niemand tegen komen.Voor mij waren dat eigenlijk de mooiste stukken. Samen met die canyon van een paar dagen eerder. Daar in de bergen was ook de enige keer dat ik mijn tent gebruikte. Regen was het probleem niet, maar als je op 2300 meter hoogte vol in de wind zit is de extra bescherming wel welkom. De andere nachten sliep ik zoals meestal gewoon in open lucht. Eigenlijk wordt dat afgeraden omdat in het gebied beren en wolven voorkomen, maar daar heb ik totaal niets van gemerkt.
Op mijn laatste dag kreeg ik ook nog even de obligate controle van overijverige militairen. Terwijl ik doorheen een dorpje liep hielden die me tegen en vroegen me vermoedelijk wat ik daar liep te doen. Ik schrijf vermoedelijk want communiceren is daar niet zo heel eenvoudig. Bijna iedereen is er tweetalig. Als je geen Armeens spreekt zullen ze je met veel plezier in het Russisch verder helpen. Uit hun uitleg begreep ik dat ze mijn kaarten nogal verdacht vonden en dat ik mee moest naar de politie. Dat bleek een paar honderd meter verder te zijn en ze wandelden wel even met mij mee tot daar. Ik heb geprobeerd om ze van de geneugtes van lopen in plaats van wandelen te overtuigen, maar daar was ik niet echt succesvol in. Wandelen werd het.
In het politiebureau toonden ze me dan even aan een peet achter een bureau. Die deed eerst even gewoon door waarmee hij bezig was en begon dan een hele discussie met die twee militairen. De toon klonk niet bijster vriendelijk en de militairen hoorde ik af en toe verdedigend het woord “karta” (of iets dat er verdacht hard op gelijkt) gebruiken. Vandaar dat ik vermoed dat mijn kaarten de trigger waren om als verdacht gelabeld te worden. Na een paar minuten kwam een van beide militairen erg timide bij mij en maakte me duidelijk dat ik verder mocht. Ik heb niet eens mijn paspoort moeten tonen. Vermoedelijk waren ze bij de politie niet van plan zich extra werk op de hals te halen en vonden ze het feit dat ik kaarten bij had helemaal niet zo verdacht. Hoe moet ik anders de weg vinden? De militairen waren daarna nog zo vriendelijk om me een lift aan te bieden. Ze moesten toch dezelfde richting uit. Ik heb vriendelijk bedankt. Te voet is veel leuker.
Tegen het einde van mijn tocht trok ik door de bergen Armenië binnen. Op de col die de grens vormt stond ik net voor zonsondergang wat me een paar erg mooi gekleurde uitzichten opleverde. Het was er vooral een nogal koude bedoening. De col lag op 2500 meter hoogte terwijl aan de Armeense kant een vlakte op meer dan 2000 meter hoogte lag waar de wind natuurlijk vrij spel had. Van de grens stond ik erg snel in Vardenis vanwaar ik de volgende ochtend de bus terug naar Yerevan nam.

Nagorno-Karabakh was voor mij een echte ontdekking. Het is een prachtig gebied waar je niet direct veel toeristen riskeert tegen te komen. Hoewel de politiek situatie een geval apart is, heb ik daar ter plaatse eigenlijk niks van gemerkt. Hier en daar zie je wat restanten van de oorlog die er gewoed heeft, maar zelfs dat is erg beperkt. Ik vind dat je op de Balkan veel meer met je neus op dat verleden gedrukt wordt. Ik kan absoluut aanraden de regio eens te gaan verkennen.

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>