De eerste keer dat ik in mei op uitstap trok, was de bestemming de Canarische eilanden. Met een tussenstop op Tenerife kwam ik op La Palma terecht om daar de Transvulcania te gaan lopen. Dat is een wedstrijd van 83 kilometer die via de GR131 je van de vuurtoren van Fuencaliente aan de zuidpunt van het eiland je naar Los Llanos brengt. Daartussen liggen natuurlijk redelijk wat hoogtemeters. Een goede vierduizend worden er geafficheerd. De nacht voor de wedstrijd sliep ik vlakbij de start tussen de lavablokken die daar met hopen liggen. Mijn inschatting dat ik mijn tent wel thuis kon laten bleek gelukkig te kloppen. Het bleef de hele tijd mooi weer.
De start zelf was behoorlijk degouterend. Het zoveel mogelijk lopers in een startvakje proppen van de massale stadslopen ben ik totaal niet meer gewoon. Heel die hoop dan na een paar honderd meter over een pad sturen waar je in het beste geval met twee naast elkaar kan lopen kan natuurlijk alleen voor lange files zorgen. Tegen dat ik aan de eerste bevoorrading kwam, werd het eindelijk mogelijk om wat te lopen zonder op iemand anders zijn hielen te trappen of ruzie te krijgen met van de mensen die met hun stokken in alle richtingen molenwieken.
De eerste tientallen kilometers zijn eigenlijk een lange klim naar het hart van het eiland over brede goed beloopbare paden. Regelmatig passeer je wat vulkaankraters en het ruwe vulkaanzand doet ook regelmatig pogingen om het tempo van de lopers omlaag te halen.
Met het opkomen van de zon ging ook de temperatuur de hoogte in en dat bleek al snel mijn probleem te worden. Niet geheel onverwacht natuurlijk. Ik ben nooit een hitteliefhebber geweest. Het gevolg wat dat ik halverwege al in survivalmodus zat en mijn doel bijgesteld had tot de aankomst bereiken. Het tweede deel van het parcours loop je helemaal omheen de Caldera de Taburiente heen. De paden zijn hier het grootste deel van de tijd nog steeds zeer goed beloopbaar en brengen je regelmatig langs een schitterend uitzichtpunt. Enkel in de buurt van de ESO-sterrenwacht zijn een paar wat moeilijkere stukken. Door de hitte die rond die tijd met volle kracht toesloeg, was het zeker niet mijn beste stuk. Enkel in de lange afdaling die erop volgde slaagde ik erin om min of meer naar een aanvaardbaar tempo te komen.
Het ging hier recht van meer dan 2000 meter hoogte naar zeeniveau wat toch een mooie afdaling is. Aan het einde van de afdaling zaten een paar stukken erg steile straat die me een heel pak minder bevielen. Die brengen je tot op een paar honderd meter van de laatste bevoorrading. Ter plaatse merk je dan dat het overgrote deel van de resterende afstand vertikaal is en volgt er nog een hele zigzag langs een wand. Erg indrukwekkend pad, maar plots verlangde ik toch terug naar die afdaling op straat. Op het einde komen er nog een paar klimmetjes en dan geraak je toch aan de aankomst. Bij mij duurde dat ongeveer twaalf en een half uur, wat veel te lang is om goed te zijn. De hitte waarmee we geconfronteerd werden zal er wel het een en ander mee te maken hebben.
Een week later trok ik naar de Ardennen om er de Balade du Bandit d’Honneur te lopen. Dit is de jaarlijkse wedstrijd van de célestes, dus daar kan ik absoluut niet ontbreken. We kregen er een afstand van 104 kilometer voorgeschoteld. We vertrokken bij de laatste duisternis, zodat het hele peloton gedurende de eerste kilometers mooi gegroepeerd bleef. Een de zon op kwam viel de groep toch wat uit elkaar en ontstond een omvangrijke kopgroep. Onder impuls van papy viel die uit elkaar en bij de eerste bevoorrading passeerde ik op korte afstand van hem. Hoewel het parcours ons de hele tijd doorheen prachtige bossen voerde en het echt wel voor mij ideaal weer was, had ik op geen enkel moment een goed gevoel. Mij wat laten uitzakken hielp daar ook niet aan en na een goede veertig kilometer stapte ik uit de wedstrijd. Ik voelde dat verder lopen me totaal niets zou bijbrengen.
Een week later had ik geen wedstrijd voorzien, maar “toevallig” had ik een vliegtuigticket richting Noorwegen liggen. Ik trok daarheen voor een trainingsweekendje. Als gebied had ik mijn ook op Østmarka laten vallen. Vooral de fantastische bereikbaarheid was daarbij een doorslaggevend criterium. Ik koos een shelter als uitvalsbasis en verkende van daaruit gedurende twee dagen de omgeving. Het is echt een prachtig gebied. De hele tijd kan je er rondzwerven doorheen bossen, over heuvels en langsheen talloze meren. Net als toen ik begin april in Zweden was, overviel me het gevoel dat ik wat vaker richting Scandinavië zou moeten trekken. Ik heb me alvast voorgenomen om vaker dergelijke trainingsuitstapjes te maken en wat minder wedstrijden te lopen.