Nieuwsbrief mei 2009

De maand mei was een lange maand met een hele hoop loopplannen. Het was mijn bedoeling om op drie weekends tijd een kleine vierhonderd wedstrijdkilometers te maken.

Dat begon allemaal met de Terep Szazas. Ik neem aan dat je daar nog nooit van gehoord hebt. Bij mij was dat in elk geval zo tot een maand of twee geleden. Het bleek een trail door een nationaal park in de buurt van Budapest te zijn over een afstand van 100 kilometer. Aangezien ik die periode toch in Hongarije moest zijn was dit toch wel een aanlokkelijk idee en de uitnodiging van Manu om bij hem te logeren maakte het helemaal onweerstaanbaar.

Contact met de erg vriendelijke organisator maakte duidelijk dat de wedstrijd vaste wandelroutes volgt en dat zo goed als geen eigen markeringen aangebracht worden. Details van de route werden vlot ter beschikking gesteld en iedereen kreeg een A4-blad met een schets van de route. Belangrijk was vooral dat daarop aangeduid stond welke kleur van markering waar moest gevolgd worden. Tijdens het wedstrijdbegin werd me al duidelijk dat parcourskennis hier een groot voordeel is. Ik kon met een paar Hongaarse lopers samen lopen. Daar waar ik soms op kruispunten geen markeringen zag sloegen zij zonder twijfelen af en ja, wat verder kwamen we inderdaad terug markeringen tegen. Op sommige plaatsen waar de markeringen eerder schaars waren had de organisatie linten opgehangen om ons te gidsen. Na een derde van de wedstrijd viel ik alleen, wat goed opletten betekende. Halverwege bleek ik als tweede loper door te komen. Ik voelde me nog prima en hield het tempo hoog. Kort voor de bevoorrading aan kilometer 75 passeerde ik erg vlot een andere loper. Zijn tempo lag een stuk lager dan het mijne. Rond kilometer 80 liep het dan fout. Ik volgde een brede grindbaan op een plaats waar ik blijkbaar moest afslaan. Toen ik bij een grote kruising kwam en geen markering zag begon ik al te vrezen dat ik de mist was ingegaan. Een klein beetje verder lopen bevestigde mijn vermoeden alleen maar. Veel anders dan terugkeren zat er niet op. Dankzij een paar mountainbikers en wandelaars die me mijn routeschets eens lieten vergelijken met hun stafkaart kwam ik terug op het parcours. Bij de volgende bevoorrading bleek ik een kwartier achter te liggen op de koploper, maar was nog steeds tweede. Ik wist dat hij niet echt snel meer ging en voelde me nog prima, dus zette ik de achtervolging in. Hem inhalen zou moeilijk worden, maar leek me niet onhaalbaar. Ik zou alleen heel goed op de markeringen moeten letten. Op een plaats waar mijn schets aangaf dat er een scherpe linkse bocht zou komen, en ik natuurlijk heel goed op alle paden aan mijn linkerkant aan het letten was, zag ik plots wat verder op het pad een lint hangen. Die begon ik te volgen. De markeringen van de wandelroutes klopten niet helemaal met wat mijn parcoursschets vertelde, maar linten krijgen voorrang. Na een half uurtje linten volgen was ik ze plots kwijt. Gelukkig was ik vlakbij een dorp waar ik met mijn parcoursschets in de hand de weg ging vragen. Ik vond twee oudere mannen waarvan eentje alleen Hongaars sprak en de andere Hongaars en iets dat volgens hem Duits was, maar wat voor mij net als zijn Hongaars klonk. Met veel gebarentaal kwam ik erachter dat ik vlakbij de plaats was waar ik de linten begon te volgen. Toen had ik er genoeg van en besloot op mijn gemak naar de aankomst te lopen. Een paar lopers passeerden me, maar dat kon me echt geen fluit meer schelen. Ik kwam als 8ste aan de aankomst na 11u37.
Achteraf bekeken is het een schitterende wedstrijd. Het parcours gaat de hele tijd door bossen, heeft behoorlijk wat pittige hellingen en passeert een paar prachtige plaatsen. Minstens zo mooi als onze Ardense trails. Voor het grootste deel zijn de paden vrij goed beloopbaar. Mijn grote frustratie achteraf is natuurlijk dat ik me de sterkste voelde, maar dat ik een paar stukken bos bekeken heb waar ik absoluut niets verloren had. Om competitief te zijn moet je eigenlijk het parcours verkend hebben. Een gps gebruiken lijkt me goed alternatief. Dat zou ik dus aanraden.

Na mijn weekendje Budapest zat ik een weekje in Pècs. Ook daar heb je een heuvelgebied waar ik een paar mooie trainingen afwerkte. Na Pècs ging het dan naar Békéscsaba. Bonuspunten voor wie dat weet liggen. Daar had ik opnieuw een wedstrijd voorzien, een etappeloop deze keer.

De eerste dag ging het over een afstand van 103.8 kilometer naar Arad in Roemenië. Voor mij waren er twee grote problemen: het was de hele tijd asfalt en de temperaturen zouden vlotjes de dertig graden halen. Toen het startschot gegeven werd en we vertrokken te midden van een heel peloton bestaande uit estafettelopers (ploegen van vijf lopers), fietsers, rollerbladers en een paar sololopers (waaronder ik dus) koos ik voor de voorzichtige aanpak. Ik keek niet naar concurrentie een liep gewoon een voor mij aangenaam tempo. Rond halverwege, toen de zon goed op onze hoofdjes begon te branden, werd dat toch lastig. Het 50-kilometerpunt passeerde ik netjes in vier uur, maar dan kreeg ik het lastig. Goed drinken hielp me er doorheen. De tweede helft van de wedstrijd had ik het gevoel dat ik schade probeerde te beperken, maar liep toch in op andere lopers. Rond kilometer 75, kort voor de passage van de Roemeense grens, passeerde ik zelfs veelvoudig winnaar Janos Bogar (oud Spartathlonwinnaar). Bij mij was het vooral de pet met ijs vullen wat me in gang hield. Net na kilometer 100, in de straten van Arad, passeerde ik dan nog een loper die langs de kant stilstond. Zijn begeleiders waren zo vriendelijk mijn pet nog eens met ijs te vullen (voor de zesde keer al), vertelden me dat hij problemen had en dat ik nu tweede werd. Achteraf hoorde ik dat het de Hongaarse kampioen op 100km was die zijn dijbeen in een zo zware stressfractuur had gelopen dat hij dezelfde nacht nog geopereerd werd. Tot mijn grote verrassing en compleet leeggelopen finishte ik als tweede in iets meer dan negen uur. Ik mag er niet aan denken dat ik morgen nog eens moet lopen.

De volgende dag stond de tweede en laatste etappe op het programma. Deze bracht ons terug naar Békéscsaba. Gelukkig werd nu een iets kortere weg genomen van amper 93.1km. Attila Vozar had de eerste etappe gewonnen met meer dan anderhalf uur voorsprong op mij. Dat was onoverbrugbaar. Ik had dan een kwartier voorsprong op Janos. Die voorsprong zou ik moeten verdedigen. Mijn spieren voelden gelukkig niet al te stram aan. Ja, ik zag het wel zitten. Al in de eerste kilometers vertrokken Attila en Janos aan een tempo waarvoor ik moest passen. Als Janos dat zou volhouden kon ik de tweede plaats wel op mijn buik schrijven. Gedurende de eerste uren zorgden wolken ervoor dat het lopen aangenaam was, daarna kwam de zon er terug door en liet het kwik ferm stijgen. Ik had geen flauw idee van de voorsprong van Janos, maar probeerde met de moed der wanhoop een zo hoog mogelijk tempo te houden. Rond kilometer 65 liep hij dan plots terug voor mij uit. Vol goede moed passeerde ik hem en liet hem achter. Blijkbaar zat ik toch iets te vol goede moed en vond hij zijn motivatie terug, want wat verder passeerde hij terug. Ik helemaal alleen in de hitte, hij begeleid door een fietser en een volgauto wisselden we een paar maal van positie. Op een kilometer of vijftien van de aankomst passeerde hij me opnieuw met wat ik aanvoelde als een slotoffensief. Ik kon niet volgen, wou hem niet te ver laten uitlopen. Nu zeker niet. Langzaam liep hij op me uit maar op de lange rechte wegen doorheen de Hongaarse pusta hield ik hem in het zicht. Nog tien kilometer: meer dan een minuut of twee is zijn voorsprong niet. Nog vijf kilometer: heel in de verte kan ik hem nog net zien. Zijn voorsprong kan een paar minuten zijn maar zeker geen kwartier. Bij het binnenlopen van Békéscsaba verlies ik hem uit het oog. Ik probeer gewoon het tempo zo hoog mogelijk te houden. Ik voel dat ik helemaal erdoor zit. Op wat het zwaantje dat me doorheen de avondspits loodst me toeroept reageer ik al lang niet meer. Uiteindelijk draai ik de laatste rechte lijn naar de finish in en kom toe in 8u44. Helemaal uitgeteld en leeg.
Janos heeft een viertal minuten kunnen terugpakken, maar dat is ruim onvoldoende om mijn tweede plaats te bedreigen.

Amper een week later werd Nele niet alleen dertig, maar was het ook tijd voor een volgende wedstrijd. Deze keer een 100 kilometer lange trail in Trois-Ponts (regio Coo). Het grote vraagteken hier was in de eerste plaats of ik zou hersteld zijn van de slopende wedstrijd in Hongarije.
Van bij de start voelde ik me doodmoe. Ik probeerde nog een beetje mee te spelen en toen de koplopers een stukje verloren liepen kwam ik zelfs mee aan de leiding. Toen Jan-Albert terugkwam deed ik geen enkel poging om zijn tempo te volgen. Na een derde van de westrijd besloot ik dat het hoegenaamd mijn dag niet was en zocht een rustiger tempo op. Ik werkte de rest van de wedstrijd zonder forceren als training af, wat nog resulteerde in een tijd net boven de elf uur. Het was duidelijk een westrijd te veel.

Na die zware meimaand zal het jullie waarschijnlijk niet verwonderen dat ik mij in juni wat kalmer zal houden. De langste wedstrijd die ik voorzien heb is maar een marathon. Kom dat tegen.

This entry was posted in Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>