Vorige week stond in De Standaard een heel interview met de wiskundemeisjes. Ergens in het begin natuurlijk de obligate opmerking dat ze er niet uitzien zoals het cliché van een wiskundige eist. Hoe ziet het cliché er dan wel uit? Ik lees dit:
Op zich wel een omschrijving die behoorlijk goed op mij van toepassing is. Mijn haar is niet erg piek en de bril is intussen toch al een tijdje vervangen door lenzen, maar de rest klopt wel voor mij. Maar, hetgeen mij natuurlijk direct opviel is dat laatste stukje: “langeafstandsloper in zijn vrije tijd”. Ik dacht dat volgens de vooroordelen een wiskundige altijd in de bibliotheek of aan zijn bureau zit en zeker niet aan sport doet.
Vandaar dat ik me tot de niet-wiskundigen wil richten. Hoe ziet een wiskundige er in jullie verbeelding uit? Hebben jullie bij een wiskundige echt het beeld van een langeafstandsloper of toch eerder de boekenworm?